Week 8 Flashcards
(206 cards)
Wat zijn de 3 belangrijkste functies van de nieren?
- Filtratie: excretie van afvalstoffen
- Regelen van water- en zoutbalans\
- Afgifte hormonen
Waar liggen de nieren?
Retroperitoneaal hoog in de rugzijde van het abdomen (tussen Th12 en L3)
Wat is de hilum?
De plaats waar de vaten en ureter de nier binnenkomen of uittreden
Uit welke delen bestaat een nier?
Cortex, medulla en bekken (die overloopt in urether). In de medulla zijn de piramiden renalis met tussen elk een columna renalis (eigen bloedvoorzieningstak)
Wat zijn de functionele eenheden van de nier en hoeveel zijn er?
Nefronen. Er zijn 1 miljoen p/nier
Uit welke onderdelen bestaat een nefron?
-Afferente en efferente arteriole
-Glomerulus
-Kapsel van Bowman
-Proximale tubulus
-Lus van Henle met tubulus descendens en ascendens
-Distale tubulus
-Tubulus colligens (verzamelbuis)
Wat is het nierlichaampje en waar bevindt deze zich?
De glomerulus en het kapsel van Bowman. Het ligt in de cortex
Hoeveel filtraat en urine is er gemiddelde per dag?
-Filtraat: 125 mL/min=180 L/dag
-Urine: 1,5 L/dag
Hoe vindt filtratie plaats en wat is de netto filtratiedruk?
-In het eerste deel van de glomerulus is de hydrostatische druk (PGC) 50 mmHg en de colloid osmotische druk (πBS) is 0->excretie bloedplasma uit bloedvaten
-De hydrostatische kapseldruk wordt -10 mmHg en de colloid druk (πGC, door achtergebleven eiwitten) wordt -25 mmHg
-De netto filtratiedruk is dus 25 mmHg (niet overal in het nierlichaampje gelijk)
Hoe werkt de filtratiefilter?
Het endotheel van de capillairen in het nierlichaampje hebben poriën. De endotheelcellen hebben suikergroepen (glyocalyx) met een negatieve lading, waardoor de grotere negatieve eiwitten lastiger naar buiten kunnen. Daarbuiten is er een laag podocyten met daartussen de filtratiegaatjes.
Welke 2 factoren bepalen of een deeltje in de glomerulus komt?
-Porie diameter
-Lading molecuul (glycocalyx)
Welke stoffen bevat het glomerulus filtraat en hoe verhouden de concentraties daarvan tegen de concentraties in het bloed?
Water, ionen, aminozuren, uraat, glucose en de afvalstoffen ureum en creatine
Ze zijn allemaal in gelijke concentraties als in het bloed
Beschrijf de renale doorbloeding
-1,2 L/ min (20% van de cardiac output)
-Relatief meer bloed door de schors dan het merg
-De nieren kunnen hun eigen bloeddoorstroming regelen (autoregulatie). Deze kan overruled worden door sympatische innervatie en hormonen
Wat wordt er in de proximale tubulus gereabsorbeerd?
Grootste gedeelte reabsorptie:
-70% van het water
-70% van Na+, Cl-, K+
-Bijna 100% HCO3-, glucose, aminozuren, uraat
-Verder Mg, Ca, P
GEEN reabsorptie van de afvalstoffen ureum en creatinine in het hele nefron
Wat wordt er in de lus van Henle gereabsorbeerd?
-15-25% Na+ en Cl-
-K+ (lage concentratie in tubulus lumen)
-Extra water (passief met Na+)
-Ca2+, Mg
Wat wordt in de distale tubulus gereabsorbeerd?
Enige Na+ en Cl-
Wat is creatinineklaring?
Het volume bloedserum (in mL) dat door de nieren per minuut wordt ontdaan van de door het lichaam geproduceerde stof creatinine
Waar zegt de creatinineklaring iets over?
De glomerulaire filtratiesnelheid van de nieren (normaal 80 -140 ml/min)
Wat is de formule van creatinineklaring?
Ck=Uk x V/ Pk
Uk: creatinineconcentratie in de urine in mg/L
Pk: creatinineconcentratie in het plasma in mg/L
V: urinestroom in ml/min
Waar is de creatinineklaring verder van afhankelijk?
De spieractiviteit
Wat is osmolariteit?
De concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing, uitgedrukt in osmol (of milli-osmol) per liter
Wat is osmolaliteit?
p/kg vrij water en en niet p/L oplossing
Welke 3 typen osmotische oplossingen zijn er?
-Isotoon: 2 oplossingen hebben dezelfde osmotische waarde
-Hypertoon: oplossing met een hogere osmolariteit
-Hypotoon: oplossing met een lagere osmolariteit
Wat is de osmolariteit in het lichaam?
290 mOsm (zowel EC als IC)