week 9 Flashcards
wat zijn belangrijke embryonale processen die plaatsvinden?
- proliferatie (vermeerdering)
- differentiatie (uitrijping)
- migratie (verplaatsing)
- fusie (samenvoeging)
- inductie ( chemische/fysische beïnvloeding)
- apoptose (geprogrammeerde celdood)
op welke manieren kunnen aangeboren afwijkingen ingedeeld worden?
- erfelijkheid (wel/niet erfelijk)
- ernst (minor/major anomalie)
- presentatie (syndromatisch/geïsoleerd)
wat is teratologie?
- de kennis over alle agentia die schade kunnen aanrichten aan de foetus tijdens de zwangerschap
- bijv. toxische stoffen, straling, infectie
- de gevoeligheid hangt af van de periode waarin de organen worden aangelegd
wat geven de principes van Wilson aan en welke zijn dit?
geven aan welke factoren de teratogeniciteit beïnvloeden
- structuur en werkingsmechanisme van de stof
- dosis en duur van de blootstelling
- maternale modificatie van de dosis
- placentapassage
- embryonale periode
- capaciteit van verschillende organen om de stof te metaboliseren
- genetisch bepaalde gevoeligheid van het organisme (mens/proefdier)
in welke eindpunten worden teratogene effecten uitgedrukt?
- malformatie
- groeiretardatie
- functionele afwijkingen
- dood
wat is het foetaal alcohol syndroom (FAS)?
- wordt veroorzaakt door het teratogene effect van het gebruiken van alcohol tijdens de zwangerschap
- heeft een variabele prognose en fenotype
kenmerken
- groeiretardatie
- aangeboren hart-/nier-/hersen-/skeletafwijkingen
- abnormaal cognitief functioneren
- faciale dysmorfieën (korte palpabele fissuren, lang smal philtrum, dunne lippen, kleine ogen)
- gedragsproblemen die frequent persisteren tot op volwassen leeftijd
welke teratogene blootstellingen zijn er?
- geneesmiddelen (bijv. valproaat (=anti-epilepticum) en thalomide (=was middel tegen zwangerschapsmisselijkheid)
- intoxicaties
- genotsmiddelen (alcohol/drugs)
- maternale ziekten (bijv. kanker)
- straling (röntgen of radiotherapie)
- beroepsblootstellingen
- infecties (TORCHES)
- voeding (overmaat vit. A, tekort foliumzuur etc.)
hoe worden erfelijke aangeboren afwijkingen ingedeeld?
monogene aandoeningen
- autosomaal: dominant of recessief
- geslachtsgebonden: X-linked of Y-linked
- mitochondriaal
chromosomale aandoeningen
- numeriek: autosomaal of geslachtsgebonden
- structureel: translocaties, deleties, inserties, inversies, Robertsoniaanse translocaties
multifactoriële aandoeningen
wat is een syndroom?
herkenbaar patroon van aangeboren afwijkingen waarbij de combinatie van kenmerken een onderscheid mogelijk maakt van andere patronen
wat is het verschil tussen een minor en een major anomalie?
minor anomalie:
- een kenmerk dat bij <4% van de personen in een bepaalde bevolkingsgroep voorkomt
- heeft meestal geen lichamelijke gevolgen, maar wel gevolgen op psychisch welbevinden
- lokalisatie meestal in gelaat, bij ogen of handen
major anomalie
- een afwijking die een nadelig effect heeft op de lichamelijke gezondheid en soms zelfs levensbedreigend kan zijn
(hoe meer minor anomalies, hoe groter de kans dat iemand ook een major anomalie heeft)
wat betekenen de onderstaande begrippen?
- malformatie
- disruptie
- deformatie
- dysplasie
- malformatie = afwijking van een (deel van een) orgaan of lichaamsdeel ten gevolgen van een en reeds vanaf het begin afwijkend ontwikkelingsproces (kan erfelijk, hoeft niet)
- disruptie = afwijkende vorm door ernstige schade van extrinsieke factoren aan een aanvankelijk normale structuur. schade beperkt zich niet tot de grenzen van een normale embryogenese en spontane correctie is niet mogelijk (niet erfelijk)
- deformatie = afwijkende vorm of positie als gevolg van mechanische krachten die in hebben gewerkt op een aanvankelijk normale structuur, als deze krachten verdwijnen, kan er spontane correctie optreden (niet erfelijk)
- dysplasie = abnormale histogenese (organisatie van cellen naar weefsels) en de morfologische gevolgen hiervan. er is dan een weefseltype aangedaan, vaak uit zich dit in meerdere orgaansystemen, zoals bij bindweefsel- en skeletaandoeningen (kan erfelijk, niet-erfelijk of een combinatie van beide zijn)
wat zijn de doelen van het registreren van een aangeboren afwijking?
- vaststellen van de frequentie van een afwijking
- evalueren van het effect van verandering in populatie: de samenstelling van de bevolking beïnvloedt de prevalentie van aandoeningen
- planning van medische zorg
- evalueren van het effect van interventies (bijv. het effect van de rubella-vaccinatie of het suppleren van foliumzuur in de zwangerschap)
- snelle herkenning van teratogene blootstelling
- etiologisch onderzoek
wat is EUROCAT?
- een registratiesysteem dat in diverse Europese regio’s wordt gebruikt voor de registratie van congenitale abnormaliteiten, maar ook voor vroege abortus, IUVD en geïnduceerde abortus
- het doel is in kaart brengen van de frequentie van aangeboren afwijkingen, eventuele veranderingen hierin en de effecten van preventie, voorlichting en prenatale diagnostiek
wat betekend het begrip anticipatie?
de verschijnselen van een syndroom nemen toe met de generaties
wat betekend genetische penetrantie?
het percentage van mensen dat een bepaalde aandoening tot expressie brengt
wat betekenen de begrippen genetische heterogeniteit en allelische afwijking?
genetische heterogeniteit = er zijn verschillende genetische afwijkingen, dus verschillende genen, die hetzelfde ziektebeeld kunnen veroorzaken
allelische afwijking = verschillende afwijkingen in hetzelfde gen kunnen elk een ander ziektebeeld teweegbrengen
wat is een associatie?
het vaker in combinatie met elkaar optreden van twee of meer aangeboren afwijkingen
- vormt geen sequentie of syndroom en gaat niet gepaard met bekende mutaties
- alle kenmerken zijn ongeveer even sterk en variabel
voorbeelden:
- VACTERL-H: Vertebrale defecten, Anale atresie of stenose, Cardiale defecten, Tracheo-oesofagale fistels, Radiale defecten en Renale anomalieën, non-radiaal Ledemaat defecten en Hydrocephalus
- MURCS: Mullerian duct aplasie, Renale aplasie, Cervicothoracale Somieten dysplasie
wat is een sequentie?
een combinatie van aangeboren afwijkingen
- ontstaat uit drie of meer cascades, maar hebben als oorsprong 1 aangeboren afwijking of mechanische kracht
voorbeelden
- Potter sequentie (oligohydramnion sequentie): probleem in de nieren geeft te weinig vruchtwater waardoor foetale compressie, leidt tot deformaties zoals klompvoeten, worden bijna altijd doodgeboren
- frontonasale dysplasie sequentie: geeft problemen in sluiting vd schedel en afwijkingen in het gelaat. zijn midfaciele ontwikkelingsproblemen en gaat vaak samen met normale intelligentie
- Pierre-Robin sequentie: micro-/retrognathie zorgt ervoor dat het gehemelte niet goed sluit door obstructie van de tong, wat weer leidt tot een U-vormige schisis
welke naden en fontanellen kun je herkennen in de schedel?
naden
- metopicanaad: voorhoofdsnaad
- coronanaad: kroonnaad (dwars over voorbovenkant hoofd)
- sagittaalnaad: pijlnaad (bovenop in het midden)
- lambdoïdnaad: lambdanaad (dwars over achterbovenkant hoofd)
fontanellen
- grote (anterieure) fontanel: kruispunt van metopicanaad, coronanaden en sagittaalnaad
- kleine (posterieure) fontanel: kruispunt van de sagittaalnaad en de lambdoïdnaden
wat is craniosynostose?
- een vroegtijdige sluiting van een schedelnaad
- normaliter horen de naden deels open te blijven tot 18e levensjaar, zodat de schedel kan groeien
- kan worden veroorzaakt door genetische factoren en omgevingsfactoren
vormen:
- geïsoleerd/unisuturaal: 1 naad betrokken
- complex/multisuturaal: > 1 schedelnaad betrokken
- syndromaal: > 1 schedelnaad betrokken + andere congenitale afwijkingen
welke schedelafwijkingen zijn er?
- trigonocephalie (wigschedel): punthoofd met een driehoeksvorm van het voorhoofd, ontstaat bij te vroege sluiting van de metopicanaad in de intra-uteriene fase
- scapocephalie (bootschedel): lange en smalle schedel door een te vroege sluiting van de sagittaalnaad (meest voorkomende vorm)
- brachycephalie (brede schedel): kort en breed hoofd door een te vroege sluiting van beide coronanaden
- synostotische plagiocephalie (scheve schedel): een scheef hoofd door een te vroege sluiting van 1 coronanaad (anterieure plagiocephalie) of de lambdoïdnaad (posterieure plagiocephalie)
- positionele plagiocephalie (scheef achterhoofd): ontstaat doordat kinderen teveel op 1 kant van het hoofd liggen en leidt tot trapeziumvorm hoofd, kan worden opgelost zonder operatie
- oxycephalie: multisuturaal probleem (vaak vergroeiing van de coronanaden en sagittaalnaad)
- triphyllocephalie: multisuturaal probleem
welke aangeboren afwijkingen kunnen er zijn van de orbita (ogen) en neus?
- synopthalmia: het hebben van 1 oog, hierbij is er vaak ook geen goed gevormde neus aanwezig
- hypo- of hypertelorisme: een te grote of te kleine afstand tussen de twee ogen
- facial cleft (aangezichtsspleet): een opening in het gezicht of malformatie van een deel van het gezicht, kan worden geclassificeerd volgens de classificatie van Tessier
- ptosis: het hangen van het gehele ooglid, te herkennen doorat bij een ptosis een deel van de pupil is bedekt
welke aangeboren afwijkingen kunnen er zijn aan de mond?
- kort frenulum (tongriempje): kan voornamelijk problemen geven met drinken, door te knippen en verderop vast te hechten kan dit worden verholpen
- schisis: gespleten lip, gehemelte of kaak
- macrostomie: een te grote mond, kan zowel uni- als bilateraal zijn en gepaard gaan met problemen in de aanleg van het oor
welke aangeboren afwijkingen kunnen optreden aan het oor?
- bijoor: extra oor, kan zich uiten in een klein stukje huid of de aanleg van een volledig oor
- afstaande oren
- microtie: onderontwikkeling van het oor, gaat vaak gepaard met gehoorproblematiek omdat de gehoorgang niet goed gevormd is