week 9 Flashcards

(13 cards)

1
Q

wat zijn de belangrijkste functies van het psychiatrisch onderzoek?

A
  • algemene indruk –> wat voor iemand heb ik voor me
  • bewustzijn –> is contact mogelijk
  • waarnemen –> wat is de input van het denken
  • denken vorm –> kan iemand efficient denken
  • denken inhoud –> wat is de output van het denken
  • stemming (seizoen) –> invloed van output op patiënt
  • affect (weer) –> hoe stabiel is de invloed
  • psychomotoriek –> hoe beweegt de paitënt
  • gedrag en motivatie –> wat doet de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de 3 aspecten van bewustzijn?

A
  • attentie niveau
  • inhoud
  • reflectie op het eigen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat bepaalt het attentie niveau?

A
  • vlotte en adequate reacties op prikkels van buiten
  • intacte zintuigen en hersenstam
  • kan verlaagd of verhoogd zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat bepaalt de inhoud van het bewustzijn?

A
  • ervaren van het zelf en de omgeving
  • intacte zintuigen en grote hersenen
  • bij stoornis onjuiste afgrenzing eigen ik tov omgeving (illusie/hallucinatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bepaalt de reflectie op het eigen zijn?

A
  • mogelijkheid om te reflecteren op het eigen zijn
  • vermogen tot abstraheren en redeneren
  • stoornis vaak lang onopgemerkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 3 vragen geven de eerste beoordeling van een patiënt met bewustzijnsdaling?

A
  • bewustzijnsniveau (EMV)
  • lokalisatie
  • vermoedelijke oorzaak

maar eerst ABCDE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe wordt de bewustzijnsdaling gegradeerd?

A
  • EMV score (<5 = coma)
  • hersenzenuwen: pupilreacties, cornea reflex, oogbolmotoriek
  • extremiteiten: lateralisatie, reflexen
  • meningeale prikkeling
  • fundoscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke laesies onderscheiden we bij bewustzijnsdaling?

A
  • hersenstam laesie
  • bilaterale thalamuslaesie
  • diffuse laesie of disfunctie van cortex/subcortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe ziet vegetatieve toestand er uit?

A
  • ogen open
  • voert geen opdrachten uit
  • geen contact
  • slaap/waak ritme
  • reageert op licht en geluid
  • slikreflex, grijpreflex
  • E4, M5, V1
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van akinetic mutism?

A
  • geen coma
  • geen spontane bewegingen
  • alerte indruk
  • geen spraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de kenmerken van locked-in syndroom?

A
  • geen coma
  • E1-4, M1, V1/t
  • tetraparese
  • alleen verticale oogbewegingen
  • alert
  • psychische/emotionele belasting
  • oorzaak: hersenstam laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de kenmerken van minimally conscious state?

A

lijkt op vegetatieve toestand, met aanwijzingen voor awareness:
- simpele commando’s worden uitgevoerd
- ja/nee antwoorden worden gegeven
- adequate woorden geuit
- ander relevant gedrag:
- huilen/lachen
- reactie op spraak van anderen
- objecten pakken en juist vasthouden
- visual fixation/tracking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly