Week 9 Flashcards

(46 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen de stemming en het affect van een patiënt?

A

Een affect is modulerend en de stemming is neutraal (stemming = seizoen, affect = weer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van de temporaalkwab?

A

Objectherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van de fusiforme gyrus? En hoe noemen we de stoornis die geassocieerd is met een laesie hierin?

A

De fusiforme gyrus is betrokken bij het herkennen van gezichten. Wanneer hier een stoornis van is, spreken we van prosopagnosia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van de frontaalkwab?

A

Het onderdrukken van spontaan gedrag en het plannen van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot wanneer ontwikkelt de frontaalkwab?

A

25 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de parietaalkwab?

A

Aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor stoornis gaat gepaard met een laesie in de parietaalkwab?

A

Bij een laesie in de rechter parietaalkwab, zal de aandacht voor de linkerkant zijn uitgevallen. Iemand zal dan bijvoorbeeld bij een huis tekenen, alleen de rechterkant van het huis tekenen -> hemi-inattentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar wordt een verhoogde activiteit van de parietaalkwab naar teruggestuurd?

A

Naar de visuele cortex (V1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de DSM-5 criteria voor een delirium?

A
  1. Stoornis in het bewustzijn en de aandacht
  2. Ontwikkelt zich in korte tijd, fluctueert
  3. Verandering in cognitieve functies
  4. Niet beter verklaard door neurocognitieve stoornis of coma
  5. Aanwijzing voor somatische oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen visuele vervalsing en een hallucinatie?

A

Visuele vervalsing is een object zien voor iets anders, zoals een mens of dier. Een hallucinatie is iets zien wat er niet is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn tekenen van een bewustzijnsstoornis?

A
  • Subjectieve ervaring minder helder te zijn
  • Minder helder in contact
  • Minder aandacht voor de omgeving
  • Somnolent (slaperig)
  • Soporeus (< 10 seconden in contact)
  • Comateus
  • Dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn symptomen van een delirium?

A
  • Geheugenstoornissen
  • Stoornis van de executieve functies en taal
  • Stoornis van de intellectuele functies
    o Oordeels- en kritiekstoornissen
    o Verminderd realiteitsbesef
  • Waarneemstoornissen
  • Denkstoornissen
  • Emotionele stoornissen
  • Neurologische symptomen
  • Slaap-waak stoornissen -> komt altijd voor!
  • Psychomotore ontregeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarmee gaat een subsyndromaal delirium gepaard?

A

Met een onheilspellend gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan het onderscheid gemaakt worden tussen dementie en een delirium?

A

Bij een dementie is het bewustzijn in de beginfase helder, terwijl deze bij een delirium verstoord is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke 4 factoren is er waarschijnlijk sprake van een delirium?

A
  • Zieke patiënt > 40 jaar met verwardheid en blance voorgeschiedenis
  • Patiënt kijkt niet bij je binnenkomst
  • Patiënt valt in slaap tijdens een gesprek
  • Patiënt met visuele hallucinaties in de nacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de richtlijnen bij een delirium?

A
  • Behandelen onderliggende somatische oorzaken
    o Aandacht voor inflammatoire of infectieuze processen
    o Aandacht voor circulatoire/metabole aspecten
    o Aandacht voor gebruikte medicatie
  • Niet-farmacologische behandelingen
  • Psycho-educatie naasten
  • Medicamenteuze behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 medicatie kunnen we geven bij motorische onrust en psychotische kenmerken bij een delirium?

A
  • Haloperidol
  • Risperidon
  • Olanzapine
  • Quetiapine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke 3 medicatie kunnen we geven bij M. parkinson of een Lewy Body dementie?

A
  • Clozapine
  • Quetiapine
  • Cholinesteraseremmer
    Geen 1e generatie antipsychotica!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kunnen acute oorzaken van een delirium zijn?

A
  • Wernicke encefalopathie
  • Hypoxemie
  • Hypertensieve encefalopathie
  • Hypoglycemie
  • Hypoperfusie
  • Intracraniële bloeding
  • Meningitis of encefalitis
  • Medicatie en gif
  • Epileptische aanvallen
20
Q

Hoe kan de veiligheid bij een delirium bewaakt worden?

A
  • Voorkomen letsel bij wilsonbekwame patiënt
  • Vraag hulp van familie, bekenden
  • Zo nodig vrijheidsbeperkende interventie WGBO
  • Overleg wettelijke vertegenwoordiger
  • Er is een toename van onrust bij fixatie
21
Q

Hoe vormen we connecties in het brein?

A

De hippocampus krijgt informatie van meerdere kernen in het brein en voegt deze informatie samen. Na een tijd gaan deze verscheidene gebieden samen connecties vormen in de associatieve cortex. Wanneer een signaal tussen deze gebieden verdwijnt, zal deze connectie ook verdwijnen. We vergeten dan dingen. Dit is de reden dat we dingen moeten herhalen om het niet te vergeten.

22
Q

Wat is acquisitie, encoding en consolidatie?

A

Acquisitie is alle informatie die we binnenkrijgen in de hersenen. Via encoding wordt deze informatie verwerkt. Hierna wordt deze informatie geconsolideerd (vastgelegd).

23
Q

Wat is het proces wat ten grondslag ligt aan encoding? En al consolidatie?

A

Het proces wat ten grondslag ligt aan encoding is eiwit modificatie. Het proces wat ten grondslag ligt aan consolidatie is eiwitsynthese.

24
Q

Wat voor rol speelt CAMK2 in het leren en geheugen?

A

CAMK2 zorgt voor een toename in het aantal receptoren in het membraan. Dit noemen we lange termijn potentiatie en is de basis van leren en geheugen.

25
Wat is de rol van de AMPA- en NMDA-receptor bij geheugen en leren?
De AMPA-receptor laat positieve ionen binnen in de vorm van natrium. De NMDA-receptor laat met name calcium binnen, maar deze doet dat niet direct. De NMDA-receptor gaat pas open als het membraan depolariseert, doordat 2 neuronen die met elkaar verbonden zijn gelijktijdig vuren. De NMDA-receptor is dus een coïncidentie-detector. CAMK2 wordt geactiveerd als de NMDA-receptor open gaat.
26
Waardoor wordt veroudering gekenmerkt?
Door verlies van 10-15% van het gewicht van de hersenen, dit gaat gepaard met achteruitgang van de hersenfuncties
27
Door welke 3 factoren worden dementie gekenmerkt?
* Cognitieve stoornissen * Interferentie met ADL * Progressief beeld
28
Waarmee presenteert de ziekte van Alzheimer zich?
Het begint vaak met stoornissen in het geheugen en oriëntatie in tijd en plaats. Daarnaast gaat het ook gepaard met: * Visuoconstructie * Taalproblemen * Problemen met motoriek
29
Wat is de pathologie van de ziekte van Alzheimer?
In de neuronen vormen zich ‘tangles’, bestaande uit aggregatie van **Tau-eiwit**. Buiten de neuronen worden ‘plaques’ gevormd, bestaande uit het **amyloid bèta eiwit**, dode neuronen en andere eiwitten.
30
Wat voor dementiediagnostiek kan gedaan worden op de geheugenpoli?
* Consult bij neuroloog of geriater * Neuropsychologisch onderzoek * Beeldvorming (MRI of PET-scan) * Bloedonderzoek * Zorgconsulent/maatschappelijk werker
31
Wat zijn biomarkers voor de ziekte van Alzheimer?
* MRI scan hersenen -> atrofie mediotemporaal (MTA) van de hippocampus * PET/SPECT -> hypometabolisme/hypoperfusie temporoparietaal, positieve vorticale PiB binding * Liquor -> verhoogd phospho-tau, verlaagd bèta-amyloïd * DNA-diagnostiek -> mutatie in Preseniline of APP-gen
32
Welke soorten medicatie kunnen we geven bij ziekte van Alzheimer?
o Choline-esterase remmers o Memantine o Antipsychotica bij gedragsveranderingen
33
Wat is vasculaire dementie?
Dit is de tweede meest voorkomende oorzaak van dementie op oudere leeftijd en ontstaat t.g.v. small of large vessel disease.
33
Wat zijn symptomen van vasculaire dementie?
De symptomen zijn afhankelijk van het beschadigde gebied. Het gaat vaak gepaard met **traagheid**, **taalproblemen** en **motorische problemen**.
34
Wat is frontotemporale dementie?
Dit is de tweede meest voorkomende oorzaak van dementie < 65 jaar. Er zijn 2 fenotypen: * **Gedragsvariant** -> verandering in persoonlijkheid en gedrag (ontremming of juist apathie) * **Taalvarianten** -> primair progressieve afasie
35
Wat zijn symptomen van frontotemporale dementie?
Het gaat gepaard met **cognitief executief dysfunctioneren**, **taal** en **sociale cognitie**.
36
Wat zijn criteria voor de gedragsvariant van FTD?
* Sluipend, langzaam progressief * Vroeg verval van sociaal gedrag: decorumverlies, tactloos * Vroeg veranderd gedrag: apathie, zwerven, ontremd * Spraakstoornissen: niet-vloeiende spraak of gestoord begrip * Vroeg ontstaan van emotionele vervlakking * Vroeg verlies van ziekte-inzicht
37
Wat is Lewy Body dementie?
Dit is de meest voorkomende ongediagnosticeerde vorm van dementie. De frontaal en parietaal kwab zijn hier betrokken, er zijn geen duidelijke MRI-criteria
38
Wat zijn de symptomen van een Lewy Body dementie?
Er zijn fluctuaties in cognitie, verminderde aandacht en concentratie en visuele hallucinaties. Er is ook lichamelijke stijfheid en traagheid in beweging. Verder zijn er veranderingen in REM-slaap.
39
Waar is de RUDAS voor geschikt?
De RUDAS is geschikt voor mensen met een lage opleiding en migratieachtergrond/andere culturele achtergrond.
40
Wat is corticale integratie?
Verwerken van externe prikkels en het omzetten tot gerichte handelingen
41
Wat is agnosie?
Agnosie is een stoornis in het herkennen van de informatie die via de onaangedane zintuigen binnenkomt
42
Welke vormen van agnosie kennen we? En wat houden ze in?
- Bij **simultaanagnosie** kan iemand verschillende onderwerpen niet onderscheiden. - Bij **prosopagnosie** kan iemand geen gezichten meer herkennen. - Bij **visuele agnosie** kan iemand geen voorwerpen meer herkennen.
43
Wat is apraxie?
Apraxie is het onvermogen om een complexe of aangeleerde handeling uit te voeren. Het is niet t.g.v. een parese, sensibele stoornis, ataxie of begripsstoornis.
44
Welke soorten apraxie kennen we? En wat houden ze in?
- **Kinetische apraxie** is een verstoring van fijne hand- en vingermotoriek door het niet koppelen of isoleren van afzonderlijk bewegingen. Betekenisloze handfiguren kunnen dan niet worden nagedaan. - Bij **ideomotore apraxie** is een verstoorde activatie en uitvoering van een bewegingsschema, zoals voordoen hoe tanden te poetsen. Iemand weet wel wat te doen, maar niet hoe. - **Ideatoire aparaxie** is het onvermogen om een complexe sequentie van handelingen uit te voeren met gebruik van een voorwerp, terwijl elke afzonderlijke beweging wel lukt. Iemand weet dan niet wat te doen met een voorwerp. - Bij **kledingapraxie** weet iemand niet goed hoe diegene kleding aan moet trekken.
45
Welke 2 soorten tactiele agnosie kennen we?
* **Astereognosie** is het onvermogen om voorwerpen te herkennen * **Agrafesthesie** is het onvermogen om cijfers op huid te herkennen