Welke invloed heeft warmte op de arregatietoestand van een stof Flashcards

(11 cards)

1
Q

smeltproces

A

Smeltcurve: tijdens het smelten blijft de temperatuur van de smeltende stof constant.

De stof neemt warmte op en verandert van fase (van vast naar vloeibaar). De inwendige potentiële energie van de stof stijgt. De inwendige kinetische energie blijft gelijk.

Het smeltpunt θsm is soortafhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stolproces

A

Stolcurve: tijdens het stollen blijft de temperatuur van de stollende stof constant.

De stof staat warmte af en verandert van fase (van vloeibaar naar vast) De inwendige potentiële energie van de stof daalt. De inwendige kinetische energie blijft gelijk.

Voor iedere stof is het stolpunt = het smeltpunt; θst = θsm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vrije verdamping en condensatie

A

Verdamping of condensatie in de open ruimte aan het oppervlak en bij elke temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Als de omgeving de atmosfeer is, noem je dat vrije verdamping.

De verdampingssnelheid:

A
  • stijgt als de temperatuur hoger wordt;
  • stijgt als de ventilatie toeneemt;
  • stijgt als het vloeistofoppervlak groter wordt;
  • is afhankelijk van de soort stof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil tussen verdampen en koken:

A

Verdampen: aan het vloeistofoppervlak; op elke temperatuur

Koken: overal in de vloeistof; op een specifieke temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sublimeren en desublimeren

A

Sublimeren is de overgang van de vaste naar de gasvormige fase.

Wanneer een stof sublimeert, neemt ze warmte op uit de omgeving.

Desublimeren is de overgang van de gasvormige naar de vaste fase.

Wanneer een stof desublimeert, staat ze warmte af aan de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Latente warmte

A

De warmte die wordt
opgenomen of afgestaan bij een faseovergang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een faseovergang betekent dat

A

de inwendige potentiële energie van de stof verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De smeltwarmte/ verdampwarmte/ subliematiewarmte

A

De smeltwarmte:verdampwarmte/sublimeerwarmte is de warmte die wordt opgenomen om een hoeveelheid van een stof volledig te laten smelten/verdampen/sublimeren . Het volledige proces gebeurt bij de smelttemperatuur/kooktemperatuur/sublimeertemperatuur van de stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De specifieke verdampingswarmte
eveneens smelt en sublimeer.

A

De specifieke verdampingswarmte ℓv geeft aan hoeveel energie een systeem van 1 kg moet opnemen om volledig te verdampen op de kooktemperatuur.

De SI-eenheid van de specifieke verdampingswarmte is J/kg

De specifieke verdampingswarmte ℓv is afhankelijk van de soort stof. Het is een stofeigenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De condensatiewarmte

A

De condensatiewarmte Qc is de latente warmte die vrijkomt als het gas volledig condenseert. De specifieke condensatiewarmte ℓc is even groot als de specifieke verdampingswarmte ℓv maar met een tegengesteld teken.

De condensatiewarmte is negatief, omdat de stof warmte afstaat aan de omgeving. Je kunt die warmte als volgt berekenen:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly