Welke invloed heeft warmte op de temperatuur van een systeem. Flashcards

(20 cards)

1
Q

Wat is temperatuur

A

(Absolute) temperatuur is een maat voor de gemiddelde kinetische energie van de deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil Temperatuur en absolute temperatuur

A

Temperatuur, θ in graden Celsius, °C

Absolute temperatuur T, in kelvin K

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is warmte

A

Warmte is, net zoals arbeid, een energievorm die overgedragen wordt van één systeem naar een ander systeem. Dit is een proces.

Het symbool voor warmte is Q. De eenheid is joule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

merkbare warmte

A

Men spreekt van merkbare warmte als de energie die wordt opgenomen of afgestaan duidelijk de temperatuur van het voorwerp wijzigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inwendige kinetische energie. Wat is het? Symbool? Eenheid?

A

Een deeltje bezit inwendige kinetische energie Ekin, i doordat het een snelheid en een massa heeft. De gemiddelde inwendige kinetische energie van een systeem is een maat voor de temperatuur van dit systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inwendige potentiële energie. Wat is het? Symbool? Eenheid?

A

Een deeltje bezit inwendige potentiële energie Epot,i vanwege de krachten die

werken tussen de deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De totale inwendige energie Einw van een systeem

A

de som van de inwendige kinetische en de inwendige potentiële energie van alle deeltjes van dat systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Einw is afhankelijk van

A

de aggregatietoestand, de temperatuur, het totale aantal
deeltjes en de stofsoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Thermisch evenwicht

A

Twee systemen met een verschillende temperatuur wisselen warmte uit tot
ze een evenwicht bereiken bij dezelfde temperatuur θeind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er zijn drie soorten thermodynamische systemen:

A

Open
Gesloten
Geïsoleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

open systeem:

A

Er worden deeltjes en energie of warmte uitgewisseld met
de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gesloten systeem:

A

Er worden geen deeltjes uitgewisseld met de omgeving, maar er wordt wel energie of warmte uitgewisseld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geïsoleerd systeem:

A

Er worden geen deeltjes en geen energie of warmte uitgewisseld met de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

warmtecapaciteit

A

met als symbool C in J/°C
Deze grootheid wordt gedefinieerd als de mogelijkheid (“capaciteit”) voor een voorwerp om warmte op te nemen of af te staan.
Ze geeft aan hoeveel energie er nodig is om bij een voorwerp (of systeem) een temperatuurverandering van 1°C te veroorzaken.
Het is een voorwerpseigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor een systeem met een grote warmtecapaciteit is er een

A

kleine temperatuurverandering als er warmte toegevoerd of afgevoerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kleiner de helling van de Δθ - Q-grafiek,

A

hoe groter de warmtecapaciteit.

17
Q

De temperatuurverandering Δθ van een systeem is recht evenredig met de hoeveelheid

A

warmte Q die opgenomen (of afgestaan) wordt:

Q = C ∙ Δθ

18
Q

cwater = 4186 J/ (kg.°C) Dat wil zeggen,

A

je moet 4186 J aan warmte toevoegen aan 1 kg water om het 1°C in temperatuur te doen stijgen.

19
Q

Relatie tussen warmtecapaciteit en soortelijke warmtecapaciteit

20
Q

C gebruikt men meestal voor

A

systemen die bestaan uit een combinatie van stoffen, bv. de joulemeter, een thermosfles.