woorde 1.5 Flashcards
Griekse voor en achter voegsels (18 cards)
1
Q
a-
A
niet, Zonder
2
Q
anti-
A
tegen
3
Q
bio-
A
leven
4
Q
eco-
A
milieu
5
Q
hyper-
A
te veel, overmatigd
6
Q
-itis
A
ontsteking
7
Q
-loog
A
wetenschapper
8
Q
macro-
A
groot
9
Q
mega-
A
zeer groot
10
Q
micro-
A
klein
11
Q
mono-
A
een, alleen ,enkel
12
Q
para-
A
bij , naast, in strijd met, van… weg, tegenover
13
Q
-pathie
A
aandoening , lijden ,gevoel
14
Q
poly-
A
veel
15
Q
psycho-
A
geest
16
Q
-scoop
A
kijker
17
Q
tele-
A
ver
18
Q
theo-
A
god