Woorden Babeliowsky 108-117 Flashcards
(108 cards)
1
Q
quisquis
A
willekeurig wie, wie ook maar
2
Q
quivis
A
een willekeurig iemand
3
Q
quo + ind.
A
- waarheen
- naarmate
4
Q
quo + conj
A
opdat (daardoor)
5
Q
quod
A
- omdat
- dat
6
Q
quondam
A
eens
7
Q
quoniam
A
aangezien
8
Q
quoque
A
ook
9
Q
quotiens
A
- hoe vaak?
- zo vaak als
10
Q
rabies
A
razernij
11
Q
radius
A
spaak, straal
12
Q
ramus
A
tak
13
Q
rapere
A
- meesleuren
- roven
14
Q
rapidus
A
meesleurend, snel
15
Q
rarus
A
- verspreid
- zeldzaam, schaars
16
Q
ratio, -onis
A
- (be)rekening
- rekenschap, verantwoording
- plan, handelswijze
- verstand
17
Q
ratis, -is
A
vlot, schip
18
Q
recedere
A
- teruggaan
- weggaan
19
Q
recens, -entis
A
vers, nieuw
20
Q
recipere
A
- terugnemen, terugtrekken
- opnemen, ontvangen
- (met se) zich herstellen
21
Q
rector, -oris
A
leider, stuurman
22
Q
rectus
A
- recht
- goed, juist
23
Q
reddere
A
- (terug) geven
- maken
24
Q
redire
A
- teruggaan, -komen
- terecht komen
25
reditus, -us
terugkeer
26
referre
1. (terug)brengen
2. berichten, rapporteren
27
referi
het is van belang
28
reficere
vernieuwen, herstellen
29
regere
1. leiden, sturen
2. regeren
30
regina
kongingin
31
regio, -onis
richting, streek
32
regius
koninklijk
33
regnare
koning zijn, heersen
34
regnum
koningschap, koninkrijk
35
religio, -onis
geloof, bijgeloof
36
relinquere
achterlaten
37
reliquus
over (gebleven), overige
38
remittere
1. terugsturen
2. doen verslappen
39
removere
doen verwijderen
40
renidere
stralen, glanzen
41
repente
plotseling
42
reperire
vinden, te weten komen
43
repetere
terugverlangen
44
reponere
1. terugzetten, weer zetten
2. wegzetten
45
reputare
overdenken
46
requiescere
tot rust komen, rusten
47
requirere
opzoeken, eisen, verlangen
48
reri
menen
49
res, rei
1. zaak
2. gebeurtenis
3. ding, geval
50
resistere
1. stilstaan
2. weerstand bieden
51
resolvere
1. losmaken
2. verzwakken
52
resonare
(doen) weerklinken
53
respicere
1. omkijken naar
2. zorgen voor
54
respondere
1. antwoorden
2. beantwoorden, vergelden
55
restituere
1. herstellen
2. teruggeven
56
retinere
1. tegenhouden
2. vasthouden
57
retro
achteruit, terug
58
reverti
terugkeren
59
revertere
terugkeren
60
rex, regis
koning
61
ridere
lachen
62
ripa
oever
63
rite
volgens (godsdienstig) gebruik, naar behoren
64
rivus
beek
65
robur, -oris
1. hardhout
2. kracht
3. het sterkste deel
66
rogare
vragen
67
rogatio, -onis
(wets)voorstel aan de volksvergadering
68
ros, roris
dauw
69
rota
wiel
70
ruere
1. instorten
2. zich in iets storten
71
ruina
instorting, val, ondergang
72
rumpere
breken
73
rupes, -is
rots
74
rursus
opnieuw, terug
75
rus, ruris
land
76
sacer
heilig, gewijd
77
sacerdos, -otis
priester
78
sacramentum
eed van trouw
79
saeculum
1. generatie
2. tijdperk, eeuw
80
saepe
dikwijls
81
saevire
woedend zijn, razen
82
saevus
woest, hardvochtig
83
sagitta
pijl
84
salsus
zout
85
saltus, -us
bergpas, bergwoud
86
salus, -utis
1. behoud
2. gezondheid
87
sanctus
1. onschendbaar
2. eerbiedwaardig
88
sane
zeker, inderdaad
89
sanquis, -inis
bloed
90
sapiens, -entis
wijs, verstandig
91
satiare
verzadigen
92
satis
1. genoeg
2. nogal, tamelijk
93
saxum
rots(blok)
94
scelestus
misdadig
95
scelus, -eris
misdaad
96
scientia
kennis
97
scilicet
vanzelfsprekend, zeker
98
scire
weten
99
scopulus
klip, rotspunt
100
scribere
schrijven
101
secare
snijden
102
secretus
afgezonderd
103
secundus
1. volgende, tweede
2. gunstig
104
sed
maar
105
sedere
zitten
106
sedes, -is
(zit)plaats
107
seditio, -onis
opstand
108
segis, -etis
gewas