WOORDEN - Linh Flashcards
(94 cards)
1
Q
s’éloigner
A
zich verwijderen van
2
Q
l’ancêtre
A
de voorouder
3
Q
disparaître
A
verdwijnen
4
Q
sage
A
braaf
5
Q
quant a
A
wat betreft
6
Q
le nourrisson
A
de zuigeling
7
Q
maladroit
A
onhandig
8
Q
le valise
A
de koffer
9
Q
tandis que
A
terwijl
10
Q
a la hâte
A
in alle haast
11
Q
la destination
A
de bestemming
12
Q
davantage que
A
meer dan
13
Q
l’habitude
A
de gewoonte
14
Q
hesiter
A
twijfelen
15
Q
le quai
A
de kade
16
Q
l’odeur
A
de geur
17
Q
sentir
A
voelen
18
Q
la rizière
A
de rijstvelden
19
Q
le refugie
A
de vluchteling
20
Q
hostile
A
vijandig
21
Q
arracher
A
losrukken
22
Q
a jamais
A
voor altijd
23
Q
la chaleur
A
de warmte
24
Q
le gout
A
de smaak
25
l'inconnu
het onbekende
26
le pays natal
het geboorteland
27
accompagner
vergezellen
28
l ínterprete
de tolk
29
avouer
toegeven
30
s'habituer a
zich wennen aan
31
sans cesse
onophoudelijk
32
fumer
roken
33
se perdre
verliezen
34
l'immeuble
het flatgebouw
35
les vitrines
de etages
36
se connaitre
elkaar kennen
37
se saluer
elkaar begroeten
38
bruler
verbranden
39
survivre
overleven
40
gros
dik
41
allumer
aansteken
42
l'endrout
de plaats
43
un manege
een draaimolen
44
douloureux
pijnlijk
45
s'incliner
zich buigen
46
la foule
de menigte
47
le lendemain
de volgende dag
48
se moquer de
spotten met
49
un vieillard
een oude man
50
soudain
plotseling
51
grâce a
dankzij
52
l'epouse
de echtgenote
53
le sommeil
de slaap
54
avoir raison
gelijk hebben
55
un cage
een kooi
56
a la retraite
met pensioen
57
traduire
vertalen
58
le medecin
het medicijn
59
la foret
het bos
60
se souvenir de
zich herinneren aan
61
resembler a
lijken op
62
commander
bestellen
63
la douceur
de zachtheid
64
la gentillesse
de vriendelijkhied
65
la boison
het drankje
66
avoir honte
zich schamen
67
(s')habiller
(zich) aankleden
68
(se) deshabiller
(zich) uitkleden
69
distinguer
onderscheiden
70
il s'agit de
het gaat over
71
fredonner
neuriën
72
desommais
voortaan
73
un gosse
de jongen
74
le fusil
het geweer
75
semer la mort
dood en verderf zaaien
76
attentivement
aandachtig
77
agreable
aangenaam
78
emmener
meenemen
79
examiner
onderzoeken
80
le chateau
het kasteel
81
indifferent
onverschillig
82
ne cesser pas
niet ophouden met
83
la piqure
de prik, injectie
84
un siecle
een eeuw
85
le reve
de droom
86
une robe de chambre
een badjas
87
s'approcher de
dichterbij komen
88
la joie
de vreugde
89
hurler
brullen
90
projeté en l'air
in de lucht geslingerd
91
le sang
het bloed
92
le miracle
het wonder
93
l'espoir
de hoop
94
serrer dans ses bras
in z'n armen houden