woordenbad 4 Flashcards

(33 cards)

1
Q

zieke die in bed moet blijven liggen

A

bedlegerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

persoon met veel invloed

A

invloedrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

iemand die een ongeval heeft veroorzaakt en heeft doorgereden

A

voortvluchtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iemand die mag stemmen

A

stemgerechtigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

iemand die bekend is voor een gevaarlijke eigenschap

A

berucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zitting zonder buitenstaanders

A

besloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stoffen die gif bevatten

A

toxisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

botsing waarbij twee auto’s langs de voorkant op elkaar inrijden

A

frontaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerk dat erg overheerst

A

dominant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

als je niet vatbaar bent voor bepaalde ziekten, ben je

A

immuun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

speekwoord spits

A

de spits afbijten/spitsroeden lopen (openlijke vernedering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

speekwoord kaart

A

niet in zijn kaarten laten kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

speekwoord parcours

A

een foutloos parcours afleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

speekwoord pedalen

A

de pedalen kwijt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

speekwoord bal

A

de bal ging aan het rollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

helpen

A

een handje toestellen

17
Q

hoog tempo hebben

A

peper in zijn gat hebben

18
Q

de schuld bij zichzelf zoeken

A

de hand in eigen boezem steken

19
Q

fier, vol vertrouwen mogen zijn

A

de borst nat maken

20
Q

zonder resultaat terugkeren

A

met lege handen

21
Q

raken (figuurlijk)

A

bij de keel grijpen

22
Q

gevaarlijk spel, risico’s nemen

A

Russische roulette spelen

23
Q

een ongelofelijke prestatie leveren

A

een huzarenstuk neerzetten

24
Q

een zware onderneming

A

een calvarietocht

25
iemand graag binnenlaten
de rode loper uitrollen
26
alles op alles zetten, met veel kracht
hun duivels ontbinden
27
de straf dragen, boeten
het gelag betalen
28
dat is overduidelijk
dat spreekt boekdelen
29
een fout maken
een steek laten vallen
30
het voor beneden houden
de deur achter zich dichttrekken
31
iets doen stoppen
de stekker uittrekken
32
iemand beetnemen
te grazen nemen
33
gevaarlijk spel
met vuur spelen