woordenblad 3 Flashcards

(47 cards)

1
Q

houding, ingesteldheid:

A

attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitkiezen, keuze maken

A

selecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

andere mogelijkheid

A

alternatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vertraging

A

retardering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

terugblik

A

flashback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

raadplegen

A

consulteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

besluit

A

conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tegengestelde karakter

A

een type

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tegengestelde flashforward

A

een flashback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tegengestelde functionele ruimte

A

een symbolische ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

je moet je keuze volhouden

A

consequent zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in de zomer buiten vlees bakken

A

barebecueën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

neemt beslissingen over film

A

producer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

prijskaartje

A

budget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitgewerkt filmverhaal

A

scenario of script

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

persoon die film maakt

A

cineast of regisseur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

volledige handleiding van script

A

draaiboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

acteurs, actrices, figuranten

A

cast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

alle medewerkers aan een film

20
Q

regisseur wordt bijgestaan door

A

regieassistenten

21
Q

deel van film dat afgerond geheel vormt

A

scène; verschillende opnames voor nodig

22
Q

ononderbroken opname met één camera of aan -en uitzetten van camera

23
Q

plaats van filmgebeuren

24
Q

plaats binnen waar ze filmen

25
plaats buiten waar ze filmen
locatie
26
alle losse stukjes film in juiste volgorde plaatsen en één geheel vormen
montage
27
gewonnen hebben
de winnaar zijn
28
gewonnen zijn voor iets
ergens voor zijn
29
op het eerste zicht of gezicht?
op het eerst zicht
30
aankomen
arriveren
31
toekomen
voldoende geld hebben
32
beginnen te regenen of beginnen met regenen?
beginnen te regenen (na beginnen altijd te)
33
hij wil of hij wilt?
hij wil
34
hij is groter dan mij of dan ik
dan ik
35
laat me gerust of met rust?
met rust laten
36
dat heeft geen belang of dat is niet van belang?
is niet van belang
37
hoe noem jij - hoe heet jij of allebei?
heten
38
verbeter de zin | ik ben niet akkoord met je houding
ik ga niet akkoord, ik ben het niet eens
39
verbeter de zin | ik heb mijn boek niet bij
ik heb mijn boek niet bij me
40
verbeter de zin | dat is echt iets bijzonder
dat is echt iets bijzonders
41
verbeter de zin | stonden er veel bemerkingen op je rapport?
stonden er veel opmerkingen/aanmerkingen op je rapport
42
verbeter de zin | in die winkel zijn de gsm's beterkoop
in die winkel zijn de gsm's goedkoper
43
verbeter de zin | ik geraakte buiten adem
ik raakte buiten adem
44
verbeter de zin | voor wie er mocht aan twijfelen
voor wie eraan mocht twijfelen
45
verbeter de zin | excuseer, meneer, ik had uw vraag niet gehoord
excuseer me, meneer | neem me niet kwalijk
46
verbeter de zin | we moesten de wedstrijd aflassen
we moesten de wedstrijd aflasten
47
verbeter de zin | de sportleraar zal leerlingen aanduiden
de sportleraar zal leerlingen aanwijzen of selecteren