woordenschat p. 47 - 48 Flashcards
(53 cards)
1
Q
smaken
A
schmecken
2
Q
zwemmen
A
schwimmen
3
Q
ontmoeten
A
treffen
4
Q
missen
A
verpassen
5
Q
wachten
A
warten
6
Q
tonen
A
zeigen
7
Q
kamperen
A
zelten
8
Q
vanaf
A
ab
9
Q
avontuurlijk
A
abenteuerlich
10
Q
avontuurlijk
A
abenteuerlich
11
Q
verkrijgbaar
A
erhältlich
12
Q
geleid
A
geführt
13
Q
gunstig
A
günstig
14
Q
nu
A
jetzt
15
Q
trouwens
A
übrigens
16
Q
vermoedelijk
A
vermutlich
17
Q
misschien
A
vielleicht
18
Q
waarschijnlijk
A
wahrscheinlich
19
Q
wonderbaarlijk
A
wunderbar
20
Q
indrukwekkend
A
beeindruckend
21
Q
een beetje
A
ein bisschen
22
Q
eigenlijk
A
eigentlich
23
Q
bijna
A
fast
24
Q
koel
A
kühl
25
lekker
lecker
26
gewoon
üblich
27
de bliksem
der Blitz
28
de bewolking
die Bewölkung
29
de donder
der Donner
30
het onweer
das Gewitter
31
de graad
der Grad
32
de mist
der Nebel
33
de neerslag
der Niederschlag
34
de regen
der Regen
35
de zonneschijn
der Sonnenschein
36
het weer
das Wetter
37
het weerbericht
der Wetterbericht
38
de weersvoorspelling
die Wetervorhersage
39
de wind
der Wind
40
bliksemen
blitzen
41
donderen
donnern
42
schijnen
scheinen
43
sneeuwen
schneien
44
waaien
wehen
45
overdekt
bedeckt
46
bewolkt
bewölkt
47
helder, zonnig
heiter
48
nat
nass
49
mistig
nebelig/neblig
50
zonnig
sonnig
51
droog
trocken
52
winderig
windig
53
bewolkt
wolkig
