woordenschat p30-31 ned - duits Flashcards
(79 cards)
1
Q
oud
A
alt
2
Q
jong
A
jung
3
Q
goed
A
gut
4
Q
slecht
A
schlecht
5
Q
mooi
A
schön
6
Q
lelijk
A
hässlich
7
Q
leuk, tof, cool
A
toll/cool
8
Q
pardon?
A
Wie bitte?
9
Q
saai, vervelend
A
langweilig
10
Q
prima, geweldig
A
spitze
11
Q
stom, idioot
A
blöd, doof
12
Q
juist
A
richtig
13
Q
fout
A
falsch
14
Q
excuseer, pardon
A
bitte
15
Q
pardon?
A
Wie bitte?
16
Q
Veel plezier!
A
Viel Spaß!
17
Q
Doei!
A
Tschüss!
18
Q
Tot ziens!
A
Auf Wiedersehen!
19
Q
Tot wederhoren!
A
Auf Wiederhören!
20
Q
slechts, alleen
A
nur
21
Q
ook
A
auch
22
Q
graag
A
gern(e)
23
Q
vandaag
A
heute
24
Q
gisteren
A
gestern
25
morgen
morgen
26
maar
aber
27
al, reeds
schon
28
nu
jetzt
29
uit
aus
30
de naam
der Name(n)
31
de hobby
das Hobby(s)
32
(de) voetbal
der Fußball
33
de bioscoop
das Kino(s)
34
de discotheek, de dancing
die Disko
35
naar de bioscoop (gaan)
ins Kino (gehen)
36
naar de discotheek (gaan)
in die Disko (gehen)
37
de radio
das Radio
38
de muziek
die Musik
39
het nummer
die Nummer(n)
40
de plaats
der Platz (e)
41
de vakantie
der Urlaub
42
Wie ben jij?
Wer bist du?
43
Wie is zij?
Wer sind Sie?
44
Wie is zij?
Wer sind Sie?
45
Hoe heet jij?
Wie heißt du?
46
Hoe heet zij?
Wie heißen Sie?
47
Hoe oud ben jij?
Wie alt bist du?
48
Hoe oud is zij?
Wie alt sind Sie?
49
Waar woon jij?
Wo wohnst du?
50
Waar woont zij?
Wo wohnen Sie?
51
Vanwaar kom jij?
Woher kommst du?
52
Wanwaar komt zij?
Woher kommen Sie?
53
Wanwaar komt zij?
Woher kommen Sie?
54
Naar waar ga je?
Wohin gehst du?
55
Naar waar gaat ze?
Wohin gehen Sie?
56
Wat zijn jou hobby's?
Welche Hobbys hast du?
57
Wat zijn haar hobby's?
Welche Hobbys haben Sie?
58
Heb jij broers of zussen?
Hast du Geschwister?
59
Heeft zij broers of zussen?
Haben Sie Geschwister?
60
Kan je dat spellen?
Kannst du das mal buchstabieren?
61
Kan zij dat spellen?
Können Sie das mal buchstabieren?
62
iemand begroeten
Hallo, Tag, Guten Tag, Guten Morgen
63
Ik ben Femke
Ich bin Femke
64
Ik heet Femke
Ich heiße Femke
65
Mijn naam is Femke
Mein Name ist Femke
66
Ik ben vijftien jaar oud
Ich bin fünfzehn Jare alt
67
Ik woon in LA
Ich Wohne in LA
68
Ik kom uit LA
Ich komme aus LA
69
ik zit in de vierde klas
Ich bin in die vierde Klasse
70
ik ga naar de vierde klas
Ich gehe in die vierte Klasse
71
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf's Gymnasium
71
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf's Gymnasium
72
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf's Gymnasium
73
Mijn hobby is paardrijden
Mein Hobby ist Reiten
74
ik speel graag voetbal
Ich spiele gern Fußball
75
Mijn telefoonnummer is 20
Mein Telefonnummer ist 20
76
Ik heb een broer
Ich habe einen Bruder
77
ik heb een zus
Ich habe eine Schwester
78
ik heb twee broers/zussen
Ich habe zwei Brüder/Schwestern
