Woordenschat SEM1 Flashcards

(90 cards)

1
Q

Infantiel

A

kinderachtig, onvolwassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ambulant

A

niet gebonden aan een vaste plek, rondtrekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

integraal

A

volledig, in zijn geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

accidenteel

A

toevallig, per ongeluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dubieus

A

twijfelachtig, onzeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

causaal

A

betrekking op oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

erkentelijk

A

dankbaar, waarderend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

imposant

A

indrukwekkend, groots

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dissident

A

andersdenkend, iemand die zit verzet tegen de gangbare opvattingen of regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

incidenteel

A

af en toe, sporadisch, zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gefingeerd

A

verzonnen, niet echt, fictief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

desastreus

A

rampzalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

arbitrair

A

willekeurig, zonder duidelijke reden of vaste regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adequaat

A

passend, geschikt voor een bepaalde situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bonafide

A

betrouwbaar, eerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

consideratie

A

rekening houden met iets of iemand, overweging of zorgvuldige aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

accuratesse

A

nauwkeurigheid, zorgvuldigheid, precisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

affectie

A

gevoel van genegenheid of liefde voor iemand of iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

aimabel

A

vriendelijk, aardig, beminnelijk in gedrag en houding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

allooi

A

waarde, kwaliteit of het niveau van iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bilateraal

A

tweezijdig, iets dat betrekking heeft op of afkomstig is van twee partijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Aversie

A

afkeer, weerzin, sterke empathie tegen iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ambivalent

A

tegelijkertijd tegenstrijdige gevoelens of gedachten hebben over iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

amicaal

A

vriendschappelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Altruïsme
onbaatzuchtig, handelen in belang van anderen zonder eigen voordeel na te streven
25
Autodidact
Iemand die zichzelf iets heeft aangeleerd zonder scholing
26
autonoom
zelfstandig
27
clandestien
in het geheim, illegaal of verboden
28
concessie
tegemoetkoming of toegeving
29
futiliteit
iets klein of onbelangrijk
30
gratificatie
extra beloning of gift, vaak als blijk van waardering
31
hetze
lastercampagne of actie tegen iets of iemand
32
jargon
vaktaal
33
frauduleus
bedrieglijk, misleidend, onwettig
34
Grotesk
grillig, vreemd of overdreven in vorm of inhoud, vaak ook met negatieve of belachelijke bijsmaak
35
diffuus
vage, onduidelijke of verspreide aard van iets, niet scherp of goed gedefinieerd
36
geprononceerd
duidelijk en opvallend aanwezig, sterk benadrukt of uitgesproken
37
indicatie
aanwijzing, teken of suggestie dat iets duidelijk maakt
38
insinuatie
indirecte suggestie, vaak met negatieve bedoeling
39
correlatie
relatie of verband tussen of meer dingen, waarbij verandering in ene element een verandering in het andere kan beïnvloeden
40
dispensatie
uitzondering of vrijstelling van regel of verplichting
41
elimineren
verwijderen of uitschakelen, met bedoeling om iets te stoppen of te verminderen
42
emissie
uitstoten of uitgeven van iets
43
expansie
groei of uitbreiding
44
aantijging
beschuldiging, meestal zonder bewijs of met bedoeling iemand in een slecht daglicht te zetten
45
abominabel
zeer slecht, verschrikkelijk, afschuwelijk
46
abrupt
plotseling, onverwacht
47
acclimatiseren
aanpassen aan nieuwe omgeving, situatie of klimaat
48
accumulatie
ophopen, verzamelen
49
achteloos
zonder aandacht, onoplettendheid, slordig, geen aandacht voor details
50
adaptatie
aanpassing
51
additief
toevoegingsmiddel, extra ingrediënt dat aan product wordt toegevoegd
52
adepten
deskundigen, vakkundige
53
affiniteit
natuurlijk aantrekking of verwantschap tussen twee dingen, mensen of ideeën. gevoel van verbondenheid
54
agitatie
onrust, opwinding, verstoring van gemoedsrust
55
alias
andere naam
56
amnestie
kwijtschelding of vrijstelling van straf voor bepaalde misdrijven
57
anticiperen
vooruitdenken, voorspellen wat er gaat gebeuren en daar op gepaste manier op reageren
58
apathisch
gevoelloos, zonder belangstelling voor iets
59
attenderen
iemand wijzen op iets, opmerkzaam maken op iets
60
bagatelliseren
iets minder belangrijk of ernstig maken dat het werkelijk is, iets afzwakken. iets als iets onbeduidends voorstellen of behandelen
61
banaal
alledaags, oppervlakkig, geen diepgang, weinig hoogstaand
62
blamage
schaamte, vernedering, leidt tot verlies van aanzien of respect, afgang
63
blauwdruk
plan of ontwerp van project, plan van uitvoering
64
calamiteit
grote ramp of ongeval met ernstige gevolgen
65
chargeren
maken van overdreven en onjuiste uitspraken, vaak met humor of sarcasme, om punt toemaken, aanvallen
66
consolideren
versterken of stabiliseren van iets, bestendigen
67
contingent
afhankelijk van of gebonden aan bepaalde omstandigheden, toegewezen aandeel
68
contraproductief
tegenovergestelde effect heeft van wat beoogd wordt, productief belemmerend
69
controversieel
iets wat discussie of meningsverschillen oproept, omstreden
70
declareren
officieel opgeven van iets, aangeven
71
demagogie
politiek beleid of toespraken die gericht zijn op opwekken van emoties en vooroordelen vaak om een doel te bereiken, het ophitsen van de massa door leugenachtige voorstellingen
72
derivaat
product dat afgeleid is van een ander product, een afgeleid product
73
dilemma
kiezen tussen twee moeilijke opties, moeilijke keuze die men moet maken tussen twee onaangename zaken
74
discrepantie
verschil tussen tegenstrijdigheid tussen twee dingen die normaal gesproken hetzelfde zouden moeten zijn, afwijking of tegenstrijdigheid
75
dissident
andersdenkende
76
draconisch
streng, hard
77
dubieus
twijfelachtig
78
embargo
officiële maatregel waarbij handel of uitwisseling van goederen met bepaald land of groep wordt verboden, meestal om politieke redenen
79
empathie
vermogen om gevoelens van anderen te begrijpen en mee te voelen, oftewel in schoenen van ander staan
80
entourage
groep mensen die belangrijk persoon omringen, zoals medewerkers, assistenten of familieleden
81
escaleren
proces waarbij een situatie of conflict ernstig of intensief toenemend, vaak op negatieve manier
82
expertise
grondige kennis of vaardigheid op bepaald vakgebied, vaak door ervaring of studie
83
exploitatie
misbruik maken van iemand of iets voor eigen voordeel, vaak in oneerlijke of uitbuitende manier
84
exponent
vertegenwoordiger of voorloper van bepaald idee, beweging of discipline
85
extravagant
zeer overdadig of buitensporig, vaak met betrekking tot uitgaven, kleding of gedrag die als excessief of onbeschaamd worden gezien
86
fulmineren
fel uiten van kritiek of verontwaardiging
87
generaliseren
trekken van brede conclusies op basis van beperkte of specifieke voorbeelden, veralgemenen
88
hedonisme
filosofische stroming die stelt dat najagen van plezier en vermijden van pijn de hoogste doelen in het leven zijn
89