woordenschat trimester 2 deel 2 Flashcards

(50 cards)

1
Q

heldenverhaal

A

ZN: het epos
extra: de epiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de kunst en technologie van het

vervaardigen van cinema.

A

ZN: de cinematografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gebruikelijk, gewoon

A

BN: gangbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gedenkwaardig; waard herdacht te worden

A

BN: memorabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grappige nabootsing om iets bespottelijk te maken

A

parodie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zedenles; = strekking: de moraal van het verhaal datgene waarom het uiteindelijk draaide

A

moraal

moralistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Plezier

A

vermaak

vermaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een goede eigenschap in morele zin

A

deugd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ijverig

A

vlijtig

vlijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Enkel, alleen

A

louter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alledaags

A

banaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Brutaal

A

vrijpostig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beperking op voor publicatie bestemde teksten

A

censuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pleger van een strafbaar feit

A

delinquent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elkaar wederzijds beïnvloedend, op elkaar inwerkend; aangestuurd door een kijker, luisteraar, bezoeker, … die zelf keuzes kan maken.

A

de interactie
interactief
interageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niet werkelijk, maar slechts in iemands gedachten of verbeelding bestaand, virtueel.

A

het denkbeeld

denkbeeldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stevig, krachtig.

A

fiks(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nooit van zijn overtuigingen of principes afwijkend

A

het principe

principieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lett. ontplofbaar, gemakkelijk ontploffend; zich als een explosie gedragend;
fig. snel leidend tot onregelmatigheden, gewelduitbarstingen, ernstige problemen.

A

de explosie
explosief
exploderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

iemand ergens in betrekken, voornamelijk iets onaangenaams.

A

verwikkelen
verwikkeld
de verwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

erbij horende, erbij voorzien (zonder dat je bv. extra moet betalen).

22
Q

(1) met veel smaak of een sterke smaak, pikant; (2) krachtig, met veel energie; (3) stevig, moeilijk, maar doenbaar.

23
Q

gevoel van heimwee en verlangen naar een vroegere tijd, vaak wordt die tijd mooier voorgesteld dan hij was.

A

de nostalgie`

nostalgisch

24
Q

gedreven door een blinde, oncontroleerbare aanbidding of ijver voor bv. een idee of een geloof.

A

fanatiek

de fanaat

25
een wezen dat organen bezit of m.a.w. uit een georganiseerd lichaam bestaat.
organisch | het organisme
26
samenbrengen, in verband brengen met elkaar, verbinden op basis van gemeenschappelijke aspecten.
associëren associatief de associatie
27
afstand nemen van iemand, duidelijk maken dat je iemands gedachten of handelingen niet goedkeurt omdat ze niet samenvallen met jouw ideeën of principes.
zich afzetten tegen
28
schommelen, golven, op- en neergaan.
fluctueren | de fluctuatie
29
rechtspraak: getuige, slachtoffer /of dader met elkaar in contact brengen zodat hun getuigenissen kunnen vergeleken worden. alg.: in elkaars aanwezigheid brengen, met elkaar in aanraking brengen.
de confrontatie confronterend confronteren (met)
30
ontwarren, oplossen, minder ingewikkeld maken
ontrafelen
31
verwijzen naar iets of iemand
refereren aan | de referentie
32
sterker maken, aantonen dat iets werkelijk zo is, of is zoals je beweert.
staven
33
onderzoek doen naar de stand van zaken van iets, iets checken.
poolshoogte nemen
34
verhullen, verbergen (van een deel) van iets of iemand
het masker | maskeren
35
Te danken hebben aan, putten uit, overnemen
de ontlening | ontlenen
36
Met goed gedraag, braaf
deugdzaam | de deugdzaamheid
37
Bouwelement met decoratieve functie; versiersel
het ornament
38
op de proef stellen, testen
de beproeving | beproeven
39
Extatisch, zeer opgetogen
verrukt | de verrukking
40
Geneigd tot zonde, gekenmerkt door zonde
zondigen de zonde zondig
41
Tijdelijk vervullen of bekleden van iets
waarnemend | waarnemen
42
Kunst van het dichten.
de poëzie | @
43
Een vers is een regel uit een gedicht.
het vers
44
een gedicht kan vergeleken worden met een alinea uit een tekst.
de strofe
45
Op prijs stellen, appreciëren.
de waardering | waarderen
46
Een onderwerp dat behandelt wordt.
thematiseren thematisch het thema
47
Waar er maar één van bestaat.
uniek | het unicum
48
Gepastheid, gelegenheid.
de opportuniteit | opportuun, opportunistisch
49
Onderbouwd met feitelijke bewijzen.
geloofwaardig | de geloofwaardigheid
50
Een aanwijzing
de hint