woordjes 2 Flashcards

(30 cards)

1
Q

elastische vervorming

A

vervorming waarbij de oorspronkelijke vorm weer terugkomt als de kracht ophoudt te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kracht

A

natuurkundig begrip dat duidelijk maakt hoe voorwerpen elkaars vorm of beweging veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

krachtenschaal

A

verhouding die je kiest om krachten te kunnen tekenen. geeft aan hoe groot de kracht is die 1 cm van de krachtenpijl voorstelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

magnetische kracht

A

kracht die werkt tussen de twee polen van een magneet. kan afstotend of aantrekkend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

krachtmeter

A

instrument met een spiraalveer waarmee je krachten kunt meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

plastische vervorming

A

vervorming waarbij het voorwerp blijvend wordt vervormd nadat er een kracht op is uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spankracht

A

kracht die in een touw ontstaat als er aan beide uiteinden wordt getrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spierkracht

A

kracht die ontstaat doordat de spieren in een lichaam zich samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vector

A

pijlvormige weergave van de grootte, de richting en het aangrijpingspunt van een kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

veerkracht

A

kracht die ontstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zwaartekracht

A

kracht waarmee de aarde aan jou trekt en aan alle voorwerpen om je heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zwaartepunt

A

een denkbeeldig punt waar je de zwaartekracht op een voorwerp kunt laten aangrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nulstand

A

de lengte van een veer als die niet wordt uitgerekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

normaalkracht

A

kracht die loodrecht vanuit het oppervlak van een voorwerp werkt. bijvoorbeeld de kracht van een tafelblad op een fruitschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

parallellogrammethode

A

manier om de resultante te vinden wanneer twee krachten een willekeurige hoek met elkaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

recht evenredig

A

twee variabelen zijn recht evenredig als ze naar verhouding evenveel toenemen of afnemen.

16
Q

resultante

A

de optelsom van alle krachten die op een voorwerp werken, waarbij je de krachten moet optellen als vectoren en niet als getallen

17
Q

uitrekking

A

de afstand waarmee de lengte van een veer toeneemt als er een kracht op wordt uitgeoefend

18
Q

veerconstante

A

eigenschap van een veer die aangeeft hoe ver de veer uitrekt als er een kracht op wordt uitgeoefend.

19
Q

eerste wet van newton

A

een voorwerp waarop de resultante 0 is, is in rust of beweegt in een constante lijn.

20
Q

frontaal oppervlak

A

het oppervlak van een voorwerp of een persoon recht van voren gezien

21
Q

luchtweerstandsracht

A

weerstandskracht die ontstaat doordat een bewegend voorwerp de lucht voor zich opzij moet duwen

22
Q

rolweerstandskracht

A

weerstandskracht die ontstaat doordat een rollend voorwerp en de ondergrond tijdens de beweging beide vervormen

23
Q

schuifweerstandskracht

A

weerstandskracht die ontstaat doordat twee oppervlakten langs elkaar bewegen, zoals bij een ski die over de sneeuw glijdt.

24
weerstandskracht
kracht die weerstand biedt aan een beweging en de beweging daardoor tegenwerkt
25
brandpunten
twee punten: A en B die je nodig hebt om een ellipt te kunnen tekenen. Voor alle punten P van de ellips geldt dat de som van de afstanden AP en BP steeds even groot is: AP + BP = constant
26
gewicht
kracht die een voorwerp uitoefent op de ondergrond waar het op staat, als gevolg van de zwaartekracht op het voorwerp
27
gewichtloos
toestand waarin een voorwerp geen gewicht ervaart, doordat het voorwerp nergens op steunt of aan ophangt.
28
middelpuntzoekende kracht
kracht naar het middelpunt van een cirkelvormige of ellipsvormige beweging, waardoor het bewegende voorwerp voortdurend afbuigt en een baan volgt rond het middelpunt.
29
vrije val
Toestand waarin een voorwerp verkeert waar alleen de zwaartekracht op werkt.