Zenuwfysiologie Flashcards

(13 cards)

1
Q

Wat is de definitie van depolarisatie?

A

De membraanpotentiaal wordt minder negatief. Dit kan komen doordat Na-poortjes opengaan en de Vm naar de evenwichtspotentiaal van Na verschuift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de Nernst equation?

A

61(log)[ion]e/[ion]i (bij een lading van +1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de membraanpotentiaal berekend als het afhangt van meerdere ionen?

A

p[ion1]e+p[ion2]e/p[ion1]i+p[ion2]i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de drijvende kracht?

A

De drijvende kracht is het verschil tussen de membraanpotentiaal en het evenwichtspotentiaal, dus het verschil tussen Vm en E.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar is de Vm van afhankelijk?

A

Van de concentratiegradiënt en de permeabiliteit van de membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar is de permeabiliteit van afhankelijk?

A

De permeabiliteit hangt af van de Vm doordat er ligand-gated ion channels zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar hangt de lengteconstante vanaf?

A

Van de membraanweerstand en de cytoplasmaweerstand. De membraanweerstand moet hoog zijn en de cytoplasmaweerstand laag voor een grote lengteconstante.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bereik je een grote lengteconstante in neuronen?

A

Door een dik axon (kleine cytoplasmaweerstand) en myelinisatie (grote membraanweerstand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 2 invloeden van myeline?

A
  1. verhoogt de Rm

2. verlaagt de capaciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de invloed van capaciteit op EPSP’s?

A

Een grote membraancapaciteit van een cellichaam zorgt ervoor dat de ESP in temporele excitatie niet te snel is uitgewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke neurotransmitter is belangrijk bij het sympatische zenuwstelsel?

A

(Nor)adrenaline is belangrijk bij het sympatische zenuwstelse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van de neurotransmitter glutamaat?

A

Na+-poort gaat open, dus EPSP en depolarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van de neurotransmitter GABA?

A

Cl—poort gaat open, dus IPSP en hyperpolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly