Ziekteleer algemeen zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Somnolentie

A

Slaperigheid, iets verlaagde bewustzijnstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sopor

A

Diepe slaap, waaruit de patiënt met lichte prikkels is te wekken. Valt snel terug in uitgangstoestand als prikkels afwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stupor

A

Bewegingloosheid, alleen met sterke prikkels te wekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Coma

A

Diepe bewusteloosheid, patiënt is niet te wekken. Uitval van alle reflexen, behalve de corneareflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dwangbewegingen

A

Herhalen van zinloze bewegingen of houdingen.

VB: circelen, dwanglopen, dringen, loze kauwbewegingen, likken en bijten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dementie

A

Niet meer vertonen van aangeleerd gedrag en een verminderd vermogen om gedrag aan te leren.
Ongerijmd, irrelevant of gedesoriënteerd handelen.

VB: Niet meer herkennen eigenaar of reageren op naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschijnselen aandoening cerebrum

A
Verminderd bewustzijn
Abnormaal gedrag
Blindheid met intacte pupilreflex
Verminderde bewuste proprioceptie
Verminderde houdingsreactie
Geringe parese en ataxie
Epileptiforme toevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschijnselen aandoening diencephalon

A

Verandering in eet-, drink en slaappatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mesencephalon

A

Middenhersenen, onderdeel van hersenstam.

Hier liggen de kernen van de kopzenuwen III en IV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Metencephalon

A

Achterhersenen, onderdeel van de hersenstam.

Hier ligt de kern van kopzenuw V.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Myelencephalon

A

Medulla oblongata, verlengde merg. Onderdeel van de hersenstam.
Hier liggen de kernen van kopzenuwen VI t/m XI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eenzijdige laesies in grote hersenen en het voorste deel van het mesencephalon

A

Contralaterale uitvalsverschijnselen aan de ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eenzijdige laesies in hersenstam (behalve voorste deel mesencephalon)

A

Ipsilaterale parese, ataxie en verlies van proprioceptie.

Ook hyperreflexie en spasticiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schade hersenstam

A

Ipsilateraal motorische en/of sensorische uitval van kopzenuwen.
* Mesencephalon -> mydriasis (grote pupil) of dorso-mediale/ventrolaterale strabismus (scheelzien)
* Metencephalon -> gevoelloosheid gezicht en atrofie kauwspieren
* Myelencephalon -> meerdere uitvalsverschijnselen: als kern VI betrokken -> mediale strabismus. Als kern VII betrokken -> facialisparalyse. Als ook parasympathische deel kern n. facialis aangetast -> traanproductie uitval aangedane zijde (keratoconjunctivitis sicca a.g.).
Als kernen VIII betrokken -> centrale vestibulaire ataxie.
Als nucleus ambiguus betrokken -> uitvalsverschijnselen zenuw IX, X en XI.

Andere verschijnselen: depressie en proprioceptieve storingen.

Bulbaire paralyse: kernen IX en X in verlengde merg en medulla ablongata aangetast. Kan uitbreiden naar kernen en banen van V, VI, VII of XI en XII. Symptomen: verslikken, speekselen, proppen maken en tong uit bek laten hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Disfunctie cerebellum

A

Ataxie kop, romp en ledematen. Beweging is vertraagd en uitvoering overdreven. Meestal hyper- of dysmetrie: bewegingen zijn overtrokken, schieten doel voorbij en de correctie is ook overdreven.

Tremoren van het hoofd en de hals zijn karakteristiek voor cerebellaire laesie = intentietremoren (erger bij begin doelbewuste bewegingen).

Opvallend: dreigreflex kan verdwijnen, terwijl er een intacte visus en normale functie van de n. facialis is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perifere vestibulaire ataxie

A

Buiten de schedelholte

  • Draaiing van het hoofd en de hals naar de aangetaste kant. Oor aan aangetaste kant wordt lager gehouden.
  • De romp is naar aangetaste kant gebogen.
  • Hypertonie contralaterale extremiteiten
  • Cirkelbewegingen naar de aangetaste kant
  • Afwijkende oogstand: vestibulaire strabismus -> ipsilaterale oog is meestal naar ventraal gedraaid, contralaterale oog kan naar dorsaal gericht zijn.
  • Horizontale of rotatoire nystagmus.
  • Kan aantasting van n. facialis optreden -> pacialisparalyse.
  • Kan aantasting van de n. sympathicus in het gebied van de bulla tympani optreden -> leidt tot syndroom van Horner.
17
Q

Centrale vestibulaire ataxie

A

Zelfde verschijnselen als bij perifere vest. ataxie, maar ook deze:

  • Parese ipsilaterale extremiteiten
  • Vertraagde houdingsreacties ipsilateraal
  • Cirkelbewegingen die vaak overgaan in rolbewegingen
  • Een verticale nystagmus of een positie-afhankelijk nystagmus.

Complicaties bij aantasting naastgelegen structuren in de hersenstam:

  • Uitval van de n. trigeminus, sensorisch of motorisch
  • Bulbaire paralyse
  • Uitval van andere craniale zenuwen

Bilaterale disfunctie van het vestibulaire systeem komt zelden voor. Gaat gepaard met horizontale, zwaaiende bewegingen van de kop.

18
Q

Mogelijke beschadigingen ruggenmerg

A
  • Descenderende motorische banen in de witte stof (UMN)
  • Ascenderende sensorische banen (o.a. belangrijk voor proprioceptie, gevoel en pijn) in de witte stof
  • Cellichamen van perifere zenuwen (LMN) en interneuronen in de grijze stof
19
Q

Uitvalsverschijnselen ruggenmergaantasting

A

Op volgorde:

  • Verminderde bewuste proprioceptie
  • Parese
  • Spinale ataxie
  • Paralyse
  • Verstoorde mictie
  • Verlies diepe pijnperceptie
20
Q

UMN

A

Verantwoordelijk voor het in gang zetten en houden van bewegingen, reguleren van de spiertonus en hebben een remmende invloed op de spinale reflexen.

Beschadiging resulteert in vermindering van de willekeurige motorische functies en het wegvallen van de remming op de LMN’s caudaal van de laesie. Dit uit zich door: (spastische) parese, verhoogde spierspanning en overdreven spinale reflexen en daardoor kenmerken van ataxie.

21
Q

LMN

A

Zorgt ervoor dat de geïnnerveerde spier gaat contraheren en maakt dus beweging mogelijk.

Aantasting leidt tot parese, verminderde spiertonus en verminderde spinale reflexen in de spieren die door de zenuw worden geïnnerveerd.

22
Q

Ruggenmerglaesies

A

Zie HC11

  • Cervicaal: C1 - C5
  • Cervicothoracaal: C6 - T2
  • Thoracolumbaal: T3 - L4 (LBH + paard)/T3 - L3 (hond & kat)
  • Lumbosacraal: L4 - S2 (LBH + paard)/L4-L6 (hond & kat)
  • Sacrococcygeaal: caudaal van S3 (LBH + paard)/caudaal van L6 (hond & kat)
23
Q

Verschijnselen aandoening perifere zenuwen en neuromusculaire overgang

A

Slappe parese/paralyse, verlaagde spiertonus (hypotonie) en verminderde spinale reflexen. Kortom: LMN verschijnselen.

24
Q

Reactiepatroon neuronen

A

Zijn zeer gevoelig voor schadelijke stoffen. Kunnen degenereren, chromatolyseren en doodgaan.

Oligodendrocyten zijn meest gevoelige cellen in het CZS, astrocyten zijn minder gevoelig.

25
Q

Malacie

A

Alle neuro-ectodermale componenten in een bepaald gebied in het CZS zijn necrotisch geworden.

26
Q

Oedeem

A

Abnormale vloeistofophoping, die zich zowel extracellulair als intracellulair kan bevinden.

27
Q

Demyelinisatie

A

Het uiteenvallen en uiteindelijk verdwijnen van de myelineschede, terwijl het axon intact blijft (primaire demyelinisatie).

Een myelineschede kan niet voortbestaan zonder een intact axon, daarom leidt axondegeneratie ook tot verval van de myelineschede (secundaire demyelinisatie).

28
Q

Circulatiestoornissen

A

Permeabiliteitsstoornissen (lekken door vaatwandbeschadiging) en doorstromingstoornissen (ischemie door hemodynamische storingen, stenose en obstructie).

In beide gevallen kan een verminderde doorbloeding van het zenuwweefsel leiden tot ischemische veranderingen, zoals degeneratie neuronen en axonen, demyelinisatie, infarcten en malacie.

29
Q

Commotio

A

Voorbijgaande bewusteloosheid en een vermindering of verlies van reflexactiviteit. Hierbij treden geen blijvende morfologische veranderingen op.

In het acute stadium kunnen oedeem en degeneratie van neuronen in de hersenstam worden gevonden.

30
Q

Contusio

A

Ernstige weefselbeschadiging met behoud van de architectuur.

Veranderingen: oedeem, bloeding, degeneratie neuronen en axonen en demyelinisatie, evt. leidend tot irreversibele uitvalsveranderingen.

31
Q

Laceratio

A

Ernstige verstoring van architectuur zenuwweefsel. Leidt tot irreversibele uitvalsverschijnselen of de dood.