Ziekten van het zenuwstelsel en de zintuigen Flashcards

(70 cards)

1
Q

Zenuwverschijnselen

A

Verschijnselen die optreden bij ziekten van het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reflex

A

Onwillekeurige spierbeweging door prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Reactie

A

Willekeurige spierbeweging door prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toeval

A

Aanvalsgewijs optreden van abnormaal gedrag gepaard met krampen en vermindering van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Flauwte / syncope

A

Kort verlies van bewustzijn zonder krampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sopor

A

Depressie waarbij dier met lichte prikkels wekbaar is, maar in afwezigheid prikkels snel terugvalt in soporeuze toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stupor

A

Het dier is alleen met sterke prikkels wekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Coma

A

Dier is niet wekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hydrocephalus

A

Waterhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Encefalitis

A

Hersenontsteking (corticosteroïden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meningitis

A

Hersenvliesontsteking (corticosteroïden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Meningo-encefalitis

A

Hersen- + hersenvliesontsteking (corticosteroïden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rabiës

A

Hondsdolheid (euthenasie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Feline infectieuze peritonitis (FIP)

A

Infectie beginnend met corona (niet te behandelen, corticosteroïden als onstekingsremmer, uiteindelijk overlijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathonogmonisch

A

Specifiek verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cerebrale hypoxie

A

Hypoxie - tekort aan zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meningeomen

A

Hersentumor uitgaande hersenvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gliomen

A

Hersentumor uitgaande gliacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Organische fosfaten en carbamaten / Strychnine

A

Vergiftigende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Herseninfarct

A

Het afsluiten van een bloedvat in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ischemie

A

Een aantal zenuwcellen heeft geen bloedtoevoer meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Partiële toevallen

A

Epileptische vorm waarbij dier eerst bij bewustzijn is. Daarna treden krampen eerst in 1 deel op, verspreid zich later.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Atypische toevallen

A

Epileptische vorm waarbij alleen klein deel van de hersenen epileptisch is. Dier lijkt alleen wat afwezig (absence)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gegeneraliseerde toevallen

A

Meest voorkomende epileptische vorm waarbij gehele lichaam verkrampt en shockt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Aura (fase 1 gegeneraliseerde toeval)
Periode van abnormaal gedrag
26
Ictus (fase 2 gegeneraliseerde toeval)
De werkelijke aanval
27
Postictale fase (fase 3 gegeneraliseerde toeval)
Herstelfase
28
Atactisch
Dronkenmanschap
29
Ataxie
Onregelmatige en onhandige beweging te wijten aan stoornis fijne coördinatie en spierbewegingen
30
Cerebellaire ataxie
Ataxie kleine hersenen -> fijne motoriek
31
Spinale ataxie
Ataxie zenuwbanen
32
Vestibulaire ataxie
Ataxie evenwichtsorgaan
33
Cerebellaire hypoplasie
Onderontwikkeld cerebellum
34
Paralyse
Verlamming
35
Parese
Verzwakking (van spierkracht)
36
Hernia nuclei pulposi (HNP)
Breuk annulus fibrosus (bindweefselring) waarbij de nucleus pulposus uitstulpt
37
Spondylose spondulosis deformans
Botwoekeringen aan craniale en caudale uiteinden wervellichamen
38
Hematomyelie
Bloeding in het ruggenmerg
39
Embolische myelopathie
Peracute aandoening van het ruggenmerg ten gevolge van embolie
40
Embolie
De afsluiting van arteriën/venen van het ruggenmerg
41
Wobbler-syndroom
Cervicale vertebrale instabiliteit (instabiliteit van de halswervels)
42
Stenose
Vernauwingen
43
Discospondylitis
Ontstekingen van o.a. tussenwervelruimte
44
Ischemische neuromyopathie
Verminderde weefsel doorbloeding en aandoening van zenuw en daarbij horende spier
45
Avulsie
Verscheuring
46
Blefarospasme
Dichtknijpen van het oog
47
Corneaoedeem
Ondoorzichtig worden van het oog (zoals lens en hoornvlies)
48
Mydriasis
Grote pupil
49
Miosis
Kleine pupil
50
Exoftalmus
Uitpuilen oog
51
Enoftalmus
Te diep liggen van het oog
52
Enucleatio bulbi
Het verwijderen van de oogbol
53
Luxatio bulbi
Oogbolluxatie
54
Distichiasis
Het groeien van haren op de rand van het ooglid
55
Trichiasis
Het de verkeerde kant op groeien van de haren
56
Entropion
Het naar binnen krullen van de oogleden
57
Ectropion
Het naar buiten krullen van de oogleden
58
Keratoconjunctivitis sicca (KCS)
Aandoening corna en conjunctiva maar oorzaak ligt in traanapparaat
59
Conjunctivitis
Ontsteking bindvliezen
60
Keratitis
Hoornvliesontsteking
61
Corneasequester
Zwartbruine glanzende plaque van necrotisch pigment in het oppervlak van de cornea van de kat
62
Glaucoom (groene staar)
Een te hoge druk op de oogbol
63
Uveïtis
Ontsteking van (deel) van de uvea
64
Cataract / grauw staar
Een niet-fysiologische witting of troebeling van de lens
65
Ablatio retinea (AR)
Loslating van de pigmentlaag van de retina
66
Otitis externa
Ontsteking uitwendige gehoorgang
67
Otitis media
Ontsteking middenoor
68
Poliepen
Goedaardige woekeringen
69
Otitis interna
Binnenoorontsteking
70
Recidiveren
Terugkomen