ZO en VO - week 7 Flashcards

(47 cards)

1
Q

wat is een ECG?

A

grafische weergave van elektrische activiteit van hartspiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is windketeleffect?

A

aorta heeft elatische wand waardoor drukschommelingen worden opgevangen en druk in het systeem gedurende de hele cyclus constant blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sinustachycardie?

A

hartslag hoger dan 100/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is sinusbradycardie?

A

hartslag lager dan 50/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn ectopische pacemakers?

A

pacemakers die de functie van de SA-knoop kunnen overnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke cel heeft een hoefijzervormige kern?

A

monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke cel heeft geen granula?

A

lymfocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kern van welke cel heeft meestal 2 lobben?

A

eosinofiele granulocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waartoe kan een myeloide stamcel ontwikkelen?

A

granulocyten, monocyten, erytrocyten, trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is eosinofiel?

A

acidofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is azurofiel?

A

basofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn kenmerken van de neutrofiele granulocyt?

kern, chromatine, granula?

A
  • gelobde kern met gecondenseerd chromatine

- nauwelijks zichtbare neutrofiele granula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn kenmerken van lymfocyten?

kern, granula, …?

A
  • kern rond of iets gedeukt
  • geen granula
  • kleine lymfocyt heeft weinig cyptoplasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn kenmerken van de monocyt?

kern, chromatine, granula, cyproplasma?

A
  • kern gedeukt tot hoefijzervormig
  • dispers chromatine
  • soms enkele azurofiele granula
  • egaal, licht cyptoplasma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn kenmerken van eosinofiele granulocyten?

kern, granula?

A
  • kern meestel 2 lobben

- eosinofiele granula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke cel heeft 2-3x de grootte van een erytrocyt?

A

monocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarin kan een monocyt differentieren?

A
  • macrofaag

- dendritische cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kan een myeloide stamcel ontwikkelen tot monocyt?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

noem op volgorde de erytrocitaire reeks

A
  • pro-eytroblast
  • basofiele erytroblast
  • polychromatofiele erytroblast
  • acidofiele erytroblast
  • reticulocyt
  • erytrocyt
20
Q

in welke cellen in erytrocytaire reeks zijn er nog nucleoli?

A

alleen in pro-erytroblast

21
Q

welke cellen in erytrocytaire reeks hebben basofiel cyptoplasma?

A
  • pro-erytroblast

- basofiele erytroblast

22
Q

vanaf welke cellen in de erytrocytaire reeks is de kern sterk gecondenseerd?

A
  • acidofiele erytroblast
23
Q

vanaf welke cel in de erytrocytaire reeks is er geen kern meer?

24
Q

noem op volgorde de granulocytaire reeks

A
  • myeloblast
  • promyelocyt
  • neutrofiele myelocyt
  • neutrofiele metamyelocyt
  • neutrofiele staafkernige granulocyt
  • neutrofiele segmentkernige granulocyt
25
bij welke cellen in de granulocytaire reeks zijn de nucleoli nog zichtbaar?
- myeloblast | - promyelocyt
26
vanaf welke cellen in de granulocytaire reeks zijn er granula?
promyelocyt, maar nog geen specifieke granula
27
vanaf welke cellen in de granulocytaire reeks is chromatine (beetje) gecondenseerd?
neutrofiele metamyelocyt
28
welke cellen zijn nog tot deling in staat in: - erytrocytaire reeks? - granulocytaire reeks?
- polychromatofiele erytroblast | - myelocyt
29
wat wordt achtereenvolgens in wat omgezet in de stollingscascade?
protrombine -> trombine | fibrinogeen -> fibrin
30
wat heeft het hart van een schaap extra t.o.v. een mensenhart?
lobus apicalis met eigen aftakking uit trachea
31
waar zit de trabecula septomarginalis?
rechter ventrikel
32
wat gebeurt er met de P-top bij een vegroot atrium?
langere tijdsduur
33
wat is de betekenis van de R-top?
aantal spiercellen dat gelijktijdig depolariseert
34
hoe verandert leukocyt samenstelling bij pfeiffer?
- minder neutrofiele granulocyten | - meer lymfocieten (in actieve vorm)
35
waaruit bestaat de thymus?
bindweefsel en epitheelcellen (i.p.v. fibrocyten)
36
welke granula hebben neutrofiele granulocyten?
- collagenase - doordringen bindweefsel - lysozym - knippen bacteriecelwand - lactoferrine - binden groeifactor bacterie; barsten bacterie
37
wat is de functie van neutrofiele granulocyten?
- acute reactie op ontstekingsprikkel | - fagocytose en doden van bacterien
38
wat zijn kenmerken van neutrofiele granulocyten?
- gesegmenteerde kern | - allerlei korrels
39
wat is kenmerkend aan plasmacellen?
- kern aan rand cel | - groot cypotoplasma
40
wat is de functie van monocyten?
- reactie op ontstekingsprikkel - fagocytose vreemde parikels - doden micro-organismen
41
wat zijn functies van macrofagen?
- fagocytose vreemde parikels - doden micro-organismen - Fe opslag - immuunregulatie
42
welke type leukocyt zorgt voor Fe-opslag?
macrofagen
43
wat is de functie van dendritische cellen?
- stimulatie naieve T-cellen | - immuunregulatie
44
wat is de functie van eosinofiele granulocyten?
- anti-parasitaire infectie - allergische reactie (activatie basofiele granulocyten) - remming acute ontsteking - internalisatie Ag-Ab complexen
45
welke type leukocyt zorgt voor remming acute ontsteking?
eosinofiele granulocyten
46
wat is de functie van basofiele granulocyten?
- rol bij allergische reactie: IgE -> histamine -> vasodilatatie - chemotaxis van neutrofiele en eosinofiele granulocyten
47
welke pieken zijn er bij de drukverschillen in de v. jugularis en wat stellen ze voor?
- a-piek: contractie rechteratrium - c. piek: druktoename rechterventrikel begin systole - v. piek: vullen rechteratrium terwijl tricuspidalisklep dicht is