ZO's Flashcards

1
Q

Welke arteriële aanvoer is nodig tijdens een erectie?

A

a. pudenda interna met als aftakking de arteria cavernosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke zenwuen zijn betrokken bij de erectiereflex?

A
  1. De parasympatische plexus pelvicus afkomstig uit de wortels van S2, S3 en S4
  2. De sympathische nervus hypogastricus uit de wortels T10 tot L2
  3. De somatische nervus pudendus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke veneuze afvloed is nodig bij een erectie?

A

Venae emisseria die samenkomen in de vena dorsalis penis (het dorsale venencomplex voor de prostaat van Santorini) en via de venae cavernosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van de plexus pelvicus bij de erectie?

A

Veroorzaakt tumescentie: zwelling van de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de nervus hypogastricus bij de erectie?

A

Detumescentie: verdwijnen van de erectie

(Autonomic control of seminal vescicle emission, penile detumescence and flaccid tone)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de nervus pudendus bij de erectie?

A

Stimulatie van de bekkenbodemspieren, rigiditeit

Tevens tactiele impulsen via aanraken van de penis worden via de nervus pudendus afferent geleid naar het ruggenmerg (reflexerectie) en naar centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden tactiele impulsen van de penis afgevoerd?

A

Via de nervus pudendus naar het ruggenmerg (relfexreactie) en naar centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke neurotransmitter is primair verantwoordelijk voor het ontstaan van de erectie?

A

Stikstofoxide (NO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf het erectiemechanisme

A

Een erectie is het resultaat van een toename van de arteriële bloedtoevoer, een relaxatie van de gladde spiercellen van het corpus cavernosum en een afname van de veneuze bloedafvoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf wat er gebeurt in het corpus cavernosum met bloedvaten en gladde spiercellen als NO vrijkomt.

A
  • Vasodilatatie van de caverneuze arteriën en de aftakkende arteriae helicinae
  • Relaxatie op van de gladde spiercellen die de caverneuze ruimten (sinussen) omgeven en vullen de sinussen zich met bloed
  • Als gevolg hiervan worden de veneuze verbindingen (emissaire venen) gecomprimeerd tussen de uitgezette wanden van de sinussen en de relatief stugge, niet meegevende tunica albuginea.
  • Verdere rigiditeit wordt verkregen door ritmische contracties van de somatisch geïnnerveerde bekkenbodemspieren musculus bulbocavernosus en ischiocavernosus, met als gevolg een verdere drukstijging in het corpus cavernosum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werkt testosteron in het brein of in de penis?

A

Testosteron werkt zowel in de hersenen (Libido) als in het zwellichaam van de penis (o.a. de vorming van stikstofoxide synthetase).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk hormoon zorgt voor het verdwijnen van de erectie en welk deel van het autonome zenuwstelsel is hierbij betrokken?

A

Detumescentie (verslapping) treedt op door (adrenerge) vasoconstrictie en tonusverhoging van de gladde spiercellen van het corpus cavernosum.

Adrenaline is de neurotransmittor, behorende bij het sympatische zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verklaar waarom mannen met lage testosteronspiegels toch wel erecties kunnen krijgen.

A

Reflexerecties zijn relatief testosteron onafhankelijk en ontstaan via stimulatie van de penis en afferente impulsen via de nervus pudendus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 5 mogelijke somatische risicofactoren voor erectiele dysfunctie

A
  1. Diabetes Mellitus met neuropathie en micro-angiopathie
  2. Overgewicht
  3. Seksuele inactiviteit
  4. Laag Testosteron
  5. Medicatiegebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 4 mogelijke psycho-relationele risicofctoren voor erectiele dysfuntie

A
  1. Faalangst
  2. Slechte communicatie over seksualiteit
  3. Depressie
  4. Acceptatie van chronische ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bestaat er een relatie tussen de diabetes mellitus en de seksuele problemen? Geef toelichting.

A

Ja. Erectiele dysfunctie treedt beduidend vaker op bij mannen met diabetische complicaties en als bijwerking van geneesmiddelen voor hypertensie.

Ook psychische factoren, zoals faalangst, angst voor hypoglycaemie tijdens seks, onvoldoende coping met chronische ziekte en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de oorzaak van het ontbreken van de ejaculatie, terwijl er wel een orgasme is bij mannen met diabetische neuropathie?

A

De afwezigheid van de ejaculatie wordt verklaard door neuropathie van de sacrale autonome zenuwbanen die het sluiten van de blaashals tijdens de ejaculatie verzorgen.

De blaashals blijft daardoor open staan tijdens de zaadlozing en het semen verdwijnt in de blaas en wordt later uitgeplast met de urine.

Omdat er wel een inwendige zaadlozing is treedt er wel een orgasme gevoel op.

18
Q

Welke lifestyle adviezen geef je aan een man met diabetes en erectiele dysfunctie?

A

Afvallen, goede diabetes regulatie, actief worden, ook seksueel.

19
Q

Welke medicamenteuze therapie overweeg je bij een man met diabetes en erectiele dysfunctie?

A

Zo nodig als ondersteuning een fosfodiesteraseremmer, zoals Sildenafil (R/Viagra), tadalafil (R/Cialis) of vardenafil (R/levitra).

Bij onvoldoende resultaat is ook zelfinjectietherapie met papaverine/fentolamine (R/Androskat) of prostaglandine E1 (R/caverject) een mogelijkheid.

20
Q

Noem 5 oorzaken van urge-incontinentie

A
  1. Idiopathisch
  2. Cystitis
  3. Blaastumor
  4. Subvesicale obstructie
  5. Neurogeen blaaslijden
21
Q

Noem 4 oorzaken van overloopincontinentie

A
  1. Subvesicale obstructie
  2. Acontractiele blaas (bijvoorbeeld door diabetes, neurogeen lijden zoals bijvoorbeeld MS)
  3. Verslapping van de gladde spieren van de blaas door medicamenten.
  4. Psychogene retentie
22
Q

Welke 2 vormen van stress-incontinentie bestaan er?

A
  1. Een hypermobiele vagina voorwand: urethrale hypermobiliteit.
  2. ISD: intrinsieke sphincter deficientie.
23
Q

Noem 3 oorzaken van stress-incontinentie als gevolg van hypermobiele vagina voorwand

A
  1. Zwangerschap en (vaginale) bevalling
  2. Prolaps van de vaginavoorwand (cystocele)
  3. Post-menopauzaal (oestrogeen tekort, verlies van bekkenbodemspierfunctie)
24
Q

Noem 4 oorzaken van interne sphincter deficiëntie (ISD)

A
  1. Eerdere anti-incontinentie chirurgie (ISD)
  2. Bestraling van het kleine bekken (ISD)
  3. Trauma (ISD)
  4. Neurologische oorzaken (denervatie, ISD)
25
Q

Welke vorm van stress-incontinentie wordt door de Q-tip test uitgebeeld?

A

Hypermobiliteit van de vagina voorwand.

26
Q

Welke spieren worden geoefend bij de fysiotherapeutische behandeling van stress-incontinentie?

A

Met name de levator ani

27
Q

Naast het trainen van spierkracht is er bij bekkenbodemfysiotherapie voor stressincontinentie nog een belangrijk element dat aangeleerd kan worden om te voorkomen dat urineverlies optreedt bij een plotselinge drukverhoging in de buik.

Welk element is dat?

A

Timing

28
Q

Bij de beschrijving van de urethrale sfincterfunctie wordt de term ‘druk transmissie ratio’ wel eens gebruikt. Wat is dit?

A

Hiermee bedoelt men de verhouding tussen de drukstijging die in de urethra wordt gemeten en de gelijktijdig gemeten drukstijging in de blaas, bijvoorbeeld tijdens hoesten.

29
Q

Hoe kan het dat de druk transmissie ratio soms >100% is?

A

Door reflectoir aanspannen van de sfincter van de urethra.

30
Q

Wat is leak point pressure (LPP)?

A

De door buikpers opgewekte laagste druk in de blaas waarbij urine lekkage optreedt (zonder dat de blaas zelf hierbij samentrekt).

31
Q

Hoe vaak is stress-incontinentie bij de vrouw het gevolg van intrinsieke sfincterdeficiëntie?

A

10%

32
Q

Hoe vaak is stress-incontinentie bij de man het gevolg van intrinsieke sfincterdeficiëntie?

A

Vrijwel altijd

33
Q

Hoe kan intrinsieke sfincterdeficiëntie bij de man ontstaan?

A

Door beschadiging van de sfincter door een operatie bijv (TURProstaat of radicale prostatectomie), denervatie van de sfincter of door bestraling.

34
Q

Hoe kan het dat een man die voor PPI BBF heeft gehad ‘s nachts niet lekt, maar zodra hij opstaat wel.

A

’s nacht werkt de zwaartekracht niet in zijn nadeel

35
Q

Hoe kan het dat een man die voor PPI BBF heeft in de ochtend niet lekt maar in de loop van de middag wel

A

De geoefende bekkenbodemspieren vermoeien in de loop van de dag.

36
Q

Wat is gemaskeerde stress-incontinentie? Hoe kan het dat hierbij er geen urineverlies optreedt bij hoesten?

A

De cystocele (verzakking) werkt als een soort afsluitmechanisme en drukt de blaashals en urethra dicht (gemaskeerde stress-incontinentie).

37
Q

Stel dat een vrouw naast een cystocele ook een zwakke sfincter heeft maar geen last van urine-incontinentie.

Bij deze patiënt die klachten heeft van de verzakking (zwaar gevoel van onderen, gevoel alsof er iets uithangt) wordt vervolgens een operatie gedaan om de verzakking op te heffen.

Wat zou er vervolgens met haar continentie kunnen gebeuren?

A

Door het opheffen van de cystocele kan deze patiënt stress-incontinent worden(circa 25% kans).

38
Q

Waar wordt een prolapsoperatie van de vaginavoorwand met cystocele vaak mee gecombineerd en waarom?

A

Door het opheffen van de cystocele kan deze patiënt stress-incontinent worden(circa 25% kans).

Vaak wordt daarom de (prolaps)operatie voor een cystocele gecombineerd met een behandeling van de urethrale hypermobiliteit.

39
Q

Welke behandelingen worden gebruikt bij lichte to matige stressincontinentie?

A

Oestrogenen, bekkenfysiotherapie (biofeedback)

40
Q

Welke behandelingen worden gebruikt bij matige tot ernstige stressincontinentie?

A

Suspensieoperatie (TVT/TVTO, Burch procedure)
Fasciesling procedure voor ISD
Artificiele sfincter prothese (ISD)