بَاء Flashcards

(35 cards)

1
Q

Inclusief

A

بِمَا فِيْ ذَلِكَ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

parkeren (is) verboden/niet toegestaan

A

مَمْنُوْعٌ الْوُقُوْفُ مَنْعاً بَاتاً

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

te land, ter zij en in de lucht

A

بَرّاً وَبَحْراً وَجَوّاً

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hij moet, hij zal moeten, heeft niet een (andere) keuze dan..

A

لاَ بُدَّ لَهُ مِنْ أَنْ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beginnen met

A

بَادِئَ ذِيْ بَدْءٍ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het is duidelijk, overduidelijk, niet nodig om het nog te zeggen

A

مِنَ الْبَدِيْهِيِّ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

blijkbaar

A

مِمَّا يَبْدُوْ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

blijkbaar

A

عَلَى مَا يَبْدُوْ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vuile taalgebruik/gemene taal

A

كَلاَمٌ بَذِيْءٌ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hij heeft er alles aan gedaan

A

بَذَلَ كُلَّ جُهُوْدِهِ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hij heeft er het maximale aan het gedaan.

A

بَذَلَ قُصَارَى جُهْدِهِ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een onrechtvaardige, niet uitgelokte aanval.

A

هُجُوْمٌ لاَ مُبَرَّرَ لَهُ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de goede, in dienststaande zoon

A

اَلْاِبْنُ الْبَارُّ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geloof (zelfs) in een steen en het zal je genezen.

A

آمِنْ بِحَجَرٍ تَبْرَأْ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hij kwam in torenhoge woede

A

دَخَلَ بُرْحاً مِنَ الْغَضَبِ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hij is nog steeds een rijke man

A

مَا بَرِحَ بَارِدٌ

17
Q

een absurde, aparte, domme vraag.

A

سُؤَالٌ بَارِدٌ

18
Q

Moge God je zegenen

A

بَارَكَ اللَّهُ فِيْك

19
Q

hij zet het plan door voor overleg

A

وَضَعَ الْمَشْرُوْعَ عَلَى بِسَاطِ الْبَحْثِ

20
Q

een glimp van hoop

A

بَصِيْصٌ مِنَ الْأَمَلِ

21
Q

top op zeker hoogte

A

بَعْضَ الشَّيْءِ

22
Q

zij sloegen elkaar

A

ضَرَبَ بَعْضُهُمْ بَعْضاً

23
Q

(sommige doen iets terwijl) andere ( iets anders doen)

A

…. وَالْبَعْضُ الْآخَرُ…..

24
Q

elk huis heeft een riolering (elk huis heeft een lijk in de kast)

A

فِيْ كُلِّ بَيْتٍ بِالْوعَةٌ

25
geef hem mijn beste wensen
بَلِّغْهُ سَلاَمِيْ
26
de situatie werd helder/duidelijk
تَبَلْوَرَ الْمَوْقِفُ
27
een fatsoenlijke kerel
اِبْنُ حَلاَلٍ
28
Een man uit een goede familie
اِبْنُ نَاسٍ
29
(letterlijk een meid van gisteren) ze komt net om de hoek kijken.
بِنْتُ ٱمْبَارِحْ
30
een woord (in context: hij sprak geen woord)
بِنْتُ شَفَةٍ
31
in overeenstemming met de instructies van...
بِنَاءً عَلَى تَعْلِيْمَاتِ
32
hij heeft geen idee van wat er gaande is/hij begrijpt er niks van (letterlijk: weet niet van de buiging in zijn elleboog)
لاَ تَعْرِفُ الْكُوْعَ مِنَ الْبُوْعِ
33
geduld, lange tijd lijden
تَوِيْلُ الْبَالِ
34
hij luisterde niet naar wat ik te zeggen had.
لَمْ يُلْقِ بِكَلاَمِيْ بَالاً
35
hij gaf me complimenten (letterlijk: hij maakte mijn gezicht wit"
بَيَّضَ وَجْهِيْ