0-1200 P3 Flashcards
(50 cards)
1
Q
rij
A
queue (cola)
2
Q
uitsluteind
A
exclusively
3
Q
ziel
A
soul (alma)
4
Q
gebaar
A
gesture
5
Q
uiterst
A
extremely
6
Q
bezwaar
A
objection (objeción)
7
Q
wekken
A
to wake up
8
Q
rechter
A
judge
9
Q
oorspronkelijk
A
originally
10
Q
beschikken
A
to dispose (disponer)
11
Q
last
A
load (carga)
12
Q
smal
A
narrow
13
Q
leider
A
leader
14
Q
gewoonlijk
A
usually (generalmente)
15
Q
erbij
A
there
16
Q
instelling
A
institution
17
Q
tellen
A
count (contar)
18
Q
functioneren
A
functioning
19
Q
aangezien
A
since, ya que
20
Q
tevoren
A
before, previously
21
Q
beurt
A
turn (giro)
22
Q
opmerking
A
comment
23
Q
tegelijkertijd
A
at the same time
24
Q
gedeelte
A
section, part
25
maatregel
measure
26
jood
Jew
27
vrolijk
cheerful (alegre)
28
gemeente
township, municipalty
29
arbeid
labor, work
30
gevoel
feeling
31
weliswaar
it is true
32
zich
themselves
33
precies
exactly
34
enig
any
35
vergeten
to forget
36
veroorzaken
cause (porque)
37
schuiven
slide (diapositiva)
38
evenals
just as, as well as
39
boom
tree
40
blijken
turn out, prove, appear
41
ontstaan
originate
42
voortdurend
continously, constantly
43
volledig
fully, complete
44
vaag
vague (vago)
45
gauw
soon
46
handelen
to trade
47
vorig
last (último)
48
zowel
both
49
tegen
against
50
noodzakelijk
necessary
