HS 3 spierfunctie bij inspanning Flashcards

1
Q

type spiervezels

A
  • slow-twitch of type 1 = trage spiervezels
  • +/- 110ms nodig om hun maximale spanning te bekomen

-Fast-twitch of type 2= snelle spiervezels
*+/- 50 ms nodig om hun maximale spanning te bekomen
* subtypes: type 2a
type 2x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

van wat is contractiesnelheid afhankelijk

A

van de vorm myosine ATPase in de vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ATPase

A

het enzym dat ATP splitst en zo energie vrijmaakt voor het draaien van het myosinekopje

type 1: trage ATPase variant
type 2: snelle ATPase variant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil in het sarcoplasmatisch reticulum

A

type 2 vezels hebben een sterker ontwikkeld SR dan type 1 vezels

type 2 kan beter ca2+ afgeven

type 2 heeft een gemiddeld vo dat 5-6 keer hoger is dan dat van type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een motorische eenheid

A

Het geheel van vezels dat door 1 motorische zenuw wordt aangestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eigenschappen motorische zenuw in een type 1 motorische eenheid

A

kleiner cellichaam

innerveert niet meer dan 300 vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

motorische zenuw in een type2 motorische eenheid

A

groter cellichaam

innerveert een groter aantal vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verdeling van spiervezels binnen het individu

A

De spiervezelsamenstelling is verschillend binnen eenzelfde persoon voor de verschillende spieren

  • -> arm en beenspieren gelijkaardige spiervezelsamenstelling
  • -> uitz: m. soleus bestaat bij iedereen vooral uit type 1 vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type 1

A

groot aeroob vermogen

zeer eficient in het produceren van ATP door de oxidatie van koolhydraten en vetten

bij goede o2 voorziening: blijvende atpproductie tijdens inspanning

in staat om inspanningen van lange duur vol te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Type 2a

A

kan meer kracht genereren maar sneller vermoeid

vezels worden ingezet bij kortere inspanningen met hoge intensiteit vb 400 m zwemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

type 2x

A

vezels ingezet bij kortere explosieve inspanningen 50m zwemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

type 2

A

matige aeroob vermogen

beter geschikt om anaeroob te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat bepaald welke vezels je hebt?

A
  • genetisch

- training of activiteit hebben een klein effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er als een motorneuron zijn actiepotentiaal overdraagt?

A

alle vezels van de me ontwikkelen kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke type spiervezels heeft meer vezels

A

type 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke volgorde worden spiervezels gerukruteerd

A

er is een positieve rekrutering: type 1–> type 2 a –> type 2 x

17
Q

soorten spiercontracties

A

concentrisch

exentrisch

statisch/ isometrisch

18
Q

wat gebeurt er bij een isometrische contractie

A

er worden myosinebruggen gevormd en vernieuwd waardoor ze kracht genereren

de externe kracht is te groot om de filamenten te doen glijden–> geen beweging

19
Q

Van wat is de kracht van een spier afhankelijk

A
  1. het aantal en de soort me dat wordt geactiveerd
  2. de stimulatiefrequentie van elke motorische eenheid
  3. de grootte van de spier
  4. de lengte van de vezel en sarcomeer
  5. de contractiesnelheid
20
Q

hoe meer motorische eenheden worden geactiveerd….

A

hoe groter de kracht

21
Q

wat is een twitch?

A

de kleinste mogelijke respons van een spiervezel op een prikkel

22
Q

een sommatie

A

een opeenvolging van prikkels die resulteert in een sterkere respons

23
Q

wat is een tetanus?

A

de krachtigste respons van een spiervezel op een prikkel

24
Q

Wat beschrijft Rate Coding?

A

het proces waarin de spanning van een gegeven motorische eenheid varieert als gevolg van twitch sommatie of tetanus

25
Q

Wat is de optimale sarcomeerlengte?

A

de lengte waarbij een maximaal aantal kruisverbindingen kunnen plaatsvinden. waar een maximale overlap is tussen actine en myosinefilamenten

26
Q

Wat kan een spier die volledig uitgerokken of verkort is niet?

A

kracht zetten omdat er te weinig kruisverbindingen kunnen plaatsvinden

27
Q

Contractiesnelheid bij concentrisch en excentisch

A

con: maximale kracht zal dalen wanneer de contractie sneller gebeurd
exc: maximale kracht zal stijgen wanneer de contractie snel gebeurd