H3 Sensatie en perceptie Flashcards

1
Q

Welke drie kenmerken bepalen of stimuli worden omgezet in sensatie?

A
  1. Transductie
  2. Sensorische adaptie
  3. Drempels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is transductie?

A

Transductie is het proces waarbij stimulusinformatie wordt omgezet in zenuwimpulsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is sensorische adaptie? Wat is het nut?

A

Proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden voor een stimulus als deze een bepaalde tijd op hetzelfde niveau wordt aangeboden.

Door sensorische adaptie worden we niet totaal overspoeld met stimuli, maar merken we vooral veranderingen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de absolute drempel?

A

De hoeveelheid stimulatie die nodig is om iemand de helft van de tijd een stimulus te laten opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de verschildrempel?

A

Het kleinst mogelijke verschil tussen twee stimuli dat iemand de helft van de tijd nog kan opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de Wet van Weber?

A

De wet van weber zegt dat verschildrempel proportioneel in verhouding staat tot de intensiteit van de stimulus. (Als de tv hard staat moet je hem een groot stuk zachter zetten om iemand het verschil te laten merken, als de tv zacht staat hoef je hem maar iets zachter te zetten om iemand het verschil te laten opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de signaaldetectietheorie?

A

Volgens de signaaldetectietheorie is sensatie afhankelijk van de kenmerken van de stimulus, de achtergrondstimulus en de detector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de relatie tussen sensatie en perceptie?

A

Perceptie geeft betekenis aan sensatie. Door perceptie ontstaat een interpretatie van de externe wereld, geen letterlijke kopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de wat-route in?

A

De wat-route verwerkt visuele informatie op twee manieren:

  1. Het haalt informatie over specifieke objecten naar boven
  2. Het haalt informatie op over de omgeving, context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt de waar-route in?

A

De waar-route bepaalt waar een object zich bevindt t.o.v. ons eigen lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is blindzicht?

A

Mensen met blindzicht hebben schade aan de wat-route. Ze zijn zich dus niet visueel bewust van voorwerpen om zich heen, maar kunnen door de waar-route nog wel voorwerpen aanraken of er overheen stappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerkdetectoren? Hoe heet het probleem dat we niet weten hoe de hersenen informatie uit kenmerkdetectoren verbindt tot één enkel percept?

A

Cellen in de cortex die gespecialiseerd zijn in het opmerken van bepaalde kenmerken in stimulusinformatie.

Dit probleem heet het binding problem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Perceptie bestaat uit twee complementaire processen. Hoe heten deze processen en wat houden ze in?

A
  1. Top-downverwerking. Hierbij spelen onze herinneringen, verwachtingen, emoties en ervaringen een rol bij perceptie. Je bent primair afhankelijk van een beeld of idee in je geest om een stimulus te interpreteren.
  2. Bottom-upverwerking. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de kenmerken van de stimulus en niet zozeer op een beeld of idee in onze geest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is perceptuele constantie?

A

Het vermogen om hetzelfde object in verschillende omstandigheden te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de twee verschijnselen waarbij we iets niet opmerken terwijl het vlak voor onze neus plaatsvindt.

A
  1. Perceptuele blindheid (selectieve aandacht)

2. Veranderingsblindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een illusie?

A

Een illusie is een aantoonbaar onjuiste perceptie van een stimulus, die gedeeld wordt door andere mensen die dezelfde stimulus waarnemen.

17
Q

Wat is een verklaring voor de Müller-Lyer illusie? Is het aangeleerd?

A

We interpreteren de figuren van Müller-Lyer als 3D voorwerpen, zoals de hoeken van een kamer. De kans is groot dat illusies zijn aangeleerd, omdat mensen in Afrika die alleen ronde gebouwen hebben de Müller-Lyer lijnen wél als even lang zagen.

18
Q

Noem de wetten van de Gestaltpsychologie (wetten van perceptuele ordening). (5)

A
  1. Wet van gelijkenis
  2. Wet van nabijheid
  3. Wet van continuering
  4. Wet van gemeenschappelijke bestemming
  5. Wet van Prägnanz
19
Q

Hoe worden deze weten genoemd, en wat houden ze in?

  1. Wet van gelijkenis
  2. Wet van nabijheid
  3. Wet van continuering
  4. Wet van gemeenschappelijke bestemming
  5. Wet van Prägnanz
A
  1. We groeperen zaken met hetzelfde uiterlijk.
  2. We groeperen zaken die zich dicht bij elkaar bevinden.
  3. We hebben een voorkeur voor ononderbroken percepties.
  4. We groeperen zaken die zich in dezelfde richting bewegen.
  5. We hebben een voorkeur voor de meest eenvoudige perceptie, met de minste cognitieve inspanning.
20
Q

Wat houdt concluderen door leren in?

A

Het uitgangspunt dat onze perceptie voornamelijk vorm krijgt door leren, en niet door aangeboren factoren (zoals bij Gestaltpsychologie).

21
Q

Welke drie factoren spelen een rol bij concluderen door leren?

A
  1. Context en verwachtingen (THE CAT)
  2. Perceptuele predispositie (Kaas en Kees)
  3. Culturele invloeden