kwalitatief onderzoek Dataverzameling: principes, technieken en de steekproef Flashcards

1
Q

dataverzameling

A
  • Observaties: van participatief naar alleen observeren
  • Interviews: van themagerichte naar open en individueel of groep
  • Documenten: levensverhalen, notulen, officiële documenten
  • Discours: gesprekken en films
  • Gebruiksvoorwerpen / visueel materiaal: foto’s, internet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

observaties

A

• Observaties:
– directe waarneming door deelname onderzoeker aan
de sociale werkelijkheid
– Men doet meer dan kijken; meelopen met, deelnemen
aan, teksten lezen, hulp verlenen, gesprekken voeren,
interviews doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

observeren - participeren

A
• Van participeren naar observeren:
– Volledig participeren
– Participeren en gedeeltelijk observeren
– Minder participeren en meer observeren
– Volledig observeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarnemingen

A

• Wat doen mensen: cultureel gedrag?
• Wat weten mensen: culturele kennis en opvattingen?
• Wat maken mensen: culturele artefacten?
• Vastleggen waarnemingen in veldnotities:
– Identiteit vast leggen: wie
– Letterlijk omschrijven: hoe
– Concreet maken: wat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat vastleggen van observaties in thick descriptions

A

• Wel:
– Rijke kwalitatieve data die de sociale gebeurtenis niet
alleen beschrijft maar ook plaats in de context van
waaruit het handelen plaats vond
– Het is een koppeling tussen verzamelde data, de
analyse daarvan op basis van rijke informatie: geeft
antwoord op de onderzoeksvraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat niet vastleggen van observaties in thick descriptions

A

• Niet:
– Registreren van veel details
– Idiosyncratische beschrijving; geen hyper-individuele
beschrijving van de realiteit (van 1 individu dus!)
– Geen artistieke beschrijving van de sociale
werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat na de observatie

A

• Vastleggen op band of op papier: veldnotities
• Uitwerken met eerste indrukken in de vorm van
persoonlijk dagboek
• Uitwerken eerste inhoudelijke indrukken
• Analyse en vastleggen van structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interviews

A
  • Voorbereiden
  • Uitvoeren
  • Vastleggen en voorbereiden voor analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 soorten structurering van interview

A

• Drie soorten structurering:
– gestandaardiseerd: kwantitatief
– semi-gestructureerd: kwalitatief
– open interview: kwalitatief
• Keuze hangt af van situatie: van te voren inhoud vragen,
formulering vragen, volgorde vragen en antwoordkeuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

soorten interview

A

• Topic interview: één bepaald onderwerp
• Life history: levensverhaal
• Elite interview: hooggeplaatste persoon, expert
• Focusgroep: met een groep respondenten
– Interviewer: tijdens interview beslissingen:
– Vragen die gesteld worden, formuleringen, volgorde en
antwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 belangrijke items bij interviews

A

• Interviewer: vragen aanpassen aan referentiekader
ondervraagde
• Interactie tussen interviewer en ondervraagde moet goed
verlopen. Onderzoeker dient flexibel te zijn!
– Instrument hierbij is dan de
topiclijst/conversatiehandleiding of ook wel aide
memoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

topiclijst

A

• Een topiclijst die wordt ingezet in een kwalitatief
onderzoek is altijd iteratief en ontwikkelt zich
gaandeweg het onderzoek.
• Is dus dynamisch!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doorvraag technieken

A
  • Vragen herhalen
  • Samenvatten
  • Ongericht expliciet doorvragen
  • Gericht expliciet doorvragen
  • Non-directieve doorvraagtechnieken
  • Spiegelen/papegaaien
  • Functionele stilte
  • Non-verbaal luistergedrag
  • Knikken en hummen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

na het interview

A

• Opname goed opslaan
• Verslag maken van je eigen indrukken, je eigen rol
en interacties van jou met de situatie
• Eerste inhoudelijke indrukken en vragen
vastleggen
• Interview uitwerken: transcript

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verwerking gegevens: opbrengsten

A
• Veldnotities
• Digitale opnamemateriaal
• Uitgetypte versies van opnamemateriaal of directe 
weergave op beeldscherm
• Videobanden
• Transcripties van die banden
• Foto’s
• Tekeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

documenten: het ruwe materiaal

A

Voorbereiden
• Uitvoeren/verzamelen
• Gereedmaken voor analyse

17
Q

ruwe data

A

• Analyse moet plaats vinden om van een ordening te
verkrijgen
• Ruwe data en de notities hierbij gemaakt (deze bronnen
vullen elkaar aan) worden verwerkt door middel van
TRANSCRIPTIE

18
Q

functie van de literatuur NU

A

– Plaats onderzoek in een (multidisciplinair) kader;
– Bakent het onderwerp van studie af;
– Maakt aansluiting bij actuele ideeën en discussies;
– Belicht facetten waar onderzoeker niet aan denkt;
– Reikt begrippen aan;
– Maakt vooroordelen helder;
– Geeft een stand van kennis aan;
– Geeft analyse richting.

19
Q

gebruik van literatuur in onderzoek

A

• Tijdens het veldwerk / dataverzameling en het vaststellen
daarvan: tussen haakjes plaatsen van de kennis uit de
literatuur; bracketing
• Als sensitizing concepts: attenderende, gevoelmakende,
richtinggevende begrippen: hiermee kijkt je naar het veld
en geef je analyse richting
• Bij de resultaten als middel om te vergelijken

20
Q

onderzoekspopulatie

A

‘Het gaat niet om de grootte van de steekproef maar om

de mogelijkheid om data saturatie te verkrijgen’

21
Q

selecteren van participanten

A

• Bij kwantitatief onderzoek: random sampling om
representativiteit te bereiken om te kunnen generaliseren
• Bij kwalitatief onderzoek moet generaliseerbaarheid
verkregen worden door antwoorden te geven op
theoretische vragen;
– Kwalitatieve onderzoekers werken maar met een case
of doen interviews bij een kleine groep: random
sampling geeft kans op verkeerde selectie!

22
Q

van doel naar onderzoekspopulatie

A

• Centrale onderzoekpopulatie heeft aantal kenmerken: de
onderzoeksvraag bakent deze af.
• Maak een kader en selecteer de te onderzoeken groep
individuen: onderzoekseenheden

23
Q

steekproef

A

• Indien wel een steekproef nodig is: doelgerichte
eenheden selecteren uit de grotere doelpopulatie op
basis van bepaalde kenmerken: doelgerichte steekproef /
purposive sampling (geen statistische representatie)
– Uniek geval
– Kritisch geval
– Extreem geval
– Convenience sample
– Sneeuwbal sample

24
Q

steekproefsoorten

A
• Geen selectie: opdrachtgever bepaalt bv of domein is veel te klein: 
comprehensive sampling
• Typische case: de meest normale
• Heterogeniteit/maximale variatie
• Homogeniteit: zoveel mogelijk gelijk
• Kritische case: cruciale rol in proces
• Bevestigende of ontkennende case
• Sneeuwbal sampling
• Extreme of afwijkende case
25
Q

In grande theorie: theoretische selectie

A

• Steekproeftrekking is onderdeel van de dataverzameling
en analyse: iteratief proces
• Eerst open en onbevangen en later steeds selectiever
• Zoektocht bv naar negatieve/afwijkende case:
respondent selectie neemt toe gedurende het onderzoek

26
Q

theoretical sampling

A

• Theoretical sampling: doelgerichte selectie en
steekproeftrekking
– Selectie van eenheden op basis van hun bijdrage aan
onderzoek
• Cyclisch proces op basis van uitkomsten data analyse
• Vaak op zoek naar negatieve cases: zoektocht naar
aanvullende verklaringen ter exploratie en verificatie

27
Q

uitdaging in de analyse

A

• Er zijn geen gouden regels om te analyseren. Bij het
beschrijven van de kwaliteitseisen maak je duidelijk hoe
je de kwaliteit waarborgt
• Enorme hoeveelheid werk. Transcriberen (1 uur interview
= 8 uur uittypen)
• De uitdaging om beknopt weer te geven MET behoud van de waarde en bedoeling van de data

28
Q

Essentieel in data analyse in kwalitatief onderzoek

A
Afwisseling dataverzameling en data analyse
• Cyclisch proces
• Iteratief proces (hermeneutisch)
Draagt bij aan exploratieve vermogen van
onderzoek
29
Q

uitgangspunt

A

• Constante vergelijking (CCA): vorming en afbakening
categorieën, toekenning fragmenten aan categorieën,
samenvatting inhoudelijke categorie en het vinden van
negatief bewijs
• Theoretische selectie en CCA: inhoudelijke variatie van
een verschijnsel beschrijven: in welke situaties doen
zich varianten voor?