Longonderzoek Flashcards

1
Q

Anatomie:

A
  • Long-levergrens →In de midclaviculair lijn, ter hoogte van de 5e intercostaal ruimte. Rechter kant!
  • Long grenzen → Scapulairlijn, bij respiratie ter hoogte van de 10e thoracale wervel.
  • Longgrens in de flank →ter hoogte van de 8e rib.
  • Longtop → fossa supraclavicularis
  • Scapulapunt → ter hoogte van de 7e thoracale wervel
  • Vertebra prominens → 7e cervicale wervel

Linkerlong bestaat uit twee kwabben, rechterlong bestaat uit drie kwabben. Middenkwab en bovenkwab met name centraal, onderste kwab met name dorsaal en in de flank te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verklaar het ritme 5:6?

A

Uitademingsfase duurt normaal gesproken net iets langer dan de inademingsfase (5:6). Tijdens inspectie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar letten we op bij inspectie?

A
  • Tekenen van dyspnoe (voorkeurshouding?)
  • Tekenen van een verminderde gasuitwisseling (cyanose, trommelstokvingers of horlogeglasnagels)
  • Thoraxvorm (COPD → tonvormig)
  • Ademhaling (frequentie, ritme, diepte, symmetrie, patroon, gebruik hulpademhalingsspieren, luidheid ademhaling, verhouding inspiratie / expiratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar let je op bij palpatie van de longen?

A
  • Letten op symmetrie en beweegbaarheid van de thorax
  • Stemfrenitus
  • Palpatie thoraxwand (zwelling/pijn, punctum maximum)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar let je op tijdens de percussie?

A

Vergelijkende percussie (ter hoogte van het hart → 3e-5e intercostaal ruimte parasternaal links en midclaviculair caudaal van 5e intercostaal rechts).

Begrenzende percussie (long-lever grens en dorsale long grenzen). Vanaf scapula punt eerst in respiratie bepalen, daarna adem laten vasthouden en nogmaals bepalen. De rechter dorsale longgrens kan iets hoger liggen dan de linker. Dit komt door de ligging van de lever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar let je op bij auscultatie van de longen?

A

Zelfde plekken ausculteren waar je gepercuteerd hebt en vergelijken! Vraag de patiënt met open mond wat dieper in- en uit te ademen dan normaal. Beoordeel op:

  • ademgeruis (karakter: luid/zacht, helder/scherp, hoog-/laagfrequent; intensiteit: toe- of afgenomen; verhouding).
  • bijgeluiden (indien aanwezig; karakter; hoog- of laagfrequent; piepend of brommend; continue of discontinue; deel van respiratiecyclus; lokalisatie thorax).
  • 3:1 ritme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat hoor je normaal te horen?

A

Vesiculair ademgeruis → helder en zacht laagfrequent

Ademgeruis ontstaat door turbulentie van de luchtstroom rond de bifurcaties van de bronchi. Dit geluid verplaats zich naar perifeer.

Bronchiaal ademgeruis is luider, scherper en hoogfrequenter → te horen boven larynx, carotis en hoofdbronchiën.

Verlengd experium → wanneer expiratie net zo lang of langer is dan inspiratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke bijgeluiden let je?

A
  • Bronchopulmonale bijgeluiden
    • Crepitaties (inspiratoir) → fijne en grove, ontstaat door plotseling openspringen van samengevallen alveoli en hebben een explosief- achtig karakter. Te vergelijken met samenknijpen stuk noppenfolie.
    • Rhonchi (expiratoir) → piepende en brommende, ontstaan doordat de luchtstroom twee tegenover elkaar liggen wanden in trilling brengt en hebben een continue karakter.
  • Pleurale bijgeluiden (inspiratoir en expiratoir)
    • pleurawrijven → krakende geluiden, ontstaat door het tegen elkaar wrijven van beide pleurabladen als de smering van het pleuravocht is weggevallen. Lijkt op door de sneeuw lopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly