Wijsgerige antropologie Flashcards

1
Q

Sonderstellung

A

Uitzonderingspositie in de wereld, baby’s komen bv onaf en open ter wereld. Ze kunnen nog niks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mangelwezen

A

Wezen met tekorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Excentrische positionaliteit

A

In staat om naar jezelf te kijken. Kritisch nadenken over wat je vindt of zegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Umwelt

A

Reageren op instincten: gedrag is niet vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Centrische positionaliteit

A

Alleen reageren op instincten of prikkels. Kunnen niet nadenken om iets wel of niet te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biologische antropologie

A

Mens is een cultuurwezen, wordt geboren in een bepaalde cultuurwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Homo sociologicus

A

Wezen dat zich laat leiden door sociale normen. Normen worden door gemeenschap, collectief, opgelegd aan individu. Mens is cultuurschepper en kind niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfbewustzijn

A

Vermogen tot zelfreflectie: ik ben mij bewust van mijn bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelfbepaling

A

Bepaling door en van het zelf. Door: interpretatie van de wereld om ons heen, onze wil, ons gedrag en onze verhouding tot dit alles komt voor uit ons eigen perspectief. Van: dit bepaalt wie we zijn - onze identiteit

Bij zelfbepaling wordt de inhoud van onze vrije wil bepaald (wat wil je in de situatie), ons gedrag wordt bepaald (wat neem je waar, hoe reageer je), de eigenschappen van het object worden bepaald (wat vind je van het object) en onze positie ten opzichte van dit object wordt bepaald (de relatie tussen jou en het object).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wezenskenmerk

A

Exclusiviteit van kenmerk voor de soort (toekenning obv lidmaatschap). Bv zelfreflectie bij de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Relationele eigenschap

A

Dit blijkt pas in de omgang met een wezen, toekenning obv waargenomen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opvoedbaarheid

A

Is niet zichtbaar maar blijkt uit gedrag: het is daarom een relationele eigenschap en geen wezenskenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn twee kenmerken van de geest?

A

Bewustzijn - mensen zijn bewust van de wereld om zich heen
Vrije wil - mens kan verantwoordelijk gehouden worden voor onze hun keuzes; onze omgeving dwingt ons over het algemeen niet om bepaalde dingen te doen, we kunnen keuzes maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

En soi

A

De natuur is en soi; bij zichzelf, maar zonder zich bewust te zijn van zichzelf. Planten en dieren kunnen wel een reactie geven op hun omgeving, maar die reactie is uitsluitend een verandering van interne toestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pour soi

A

Mensen zijn pour soi; zij zijn zich van zichzelf bewust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Solipsisme

A

Stelt dat alleen het eigen bewustzijn bestaat en dat alles wat er buiten ons is of lijkt te zijn, niets anders is dan voorstellingen in het eigen bewustzijn

17
Q

Other-minds vraagstuk

A

Als je twijfelt over of andere organismen ook een bewustzijn hebben, kom je uit op dit vraagstuk. Beetje zelfde als solipsisme.

18
Q

Vrije wil

A

Onze omgeving dwingt ons over het algemeen niet om bepaalde te doen, we kunnen keuzes maken

19
Q

Eerste orde wilstoestand

Tweede orde wilstoestand

A

Eerste: je wilt veel koekjes koekjes
Tweede: gericht op de eigen wil - je hebt ZIN om veel koekjes te eten, ‘zin’ is het motief waarom je koekjes wilt eten
Iemand heeft alleen een vrije wil als je wilstoestand van de eerste orde wordt gesteund door die van de tweede orde. Als je over de tweede orde beschikt, heb je vermogen tot zelfreflectie.

20
Q

Vermogen tot zelfreflectie

A

Vermogen om je druk te maken over de wenselijkheid van je eigen wensen: dit kan een dier niet volgens wijsgerige antropologen

21
Q

Publiek object van waarneming

A

Het object moet fysische eigenschappen hebben, zoals een lichaam dat zichtbaar is voor iedereen

22
Q

Welke twee aspecten zijn belangrijk bij het toeschrijven van persoonlijke eigenschappen aan elkaar?

A

Het is van belang dat je sociale interactie hebt met elkaar om persoonlijke eigenschappen toe te kunnen schrijven aan een ander. Leren dat reactieve attitudes voor sommige objecten wel en voor anderen niet zinvol zijn. Bv boos worden op een tak die tegen je gezicht aan slaag heeft geen zin, omdat je geen sociale interactie kan hebben met een tak.

23
Q

Wanneer kun je zeggen dat iets een persoon is?

A
  • Morele emoties: iets moet met morele emoties op ons kunnen reageren
  • Zelfbewustzijn hebben - bewust van het zelf
  • Vrije wil hebben - keuzes kunnen maken in dingen die je wil (niet reageren op instinct of verlangen, tweede orde wilstoetsand)
  • Opvoedbaar zijn - het is de vraag of een kind dan een persoon is, omdat het opvoedbaar is. Opvoedbaarheid kun je niet waarnemen, dus je vergelijkt met andere objecten waarvan je denkt dat die niet opvoedbaar zijn