Jaar 4: Basis Flashcards
(36 cards)
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp van de tekst is een woord dat, of een woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat; het is géén zin.
Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus geen vraag!), die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Wat zijn (de) tekstdoelen?
Het doel van een tekst. Er zijn 4 verschillende tekstdoelen:
- Amuseren: het publiek vermaken met iets wat leuk, spannend of ontroerend is.
- Informeren: het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit.
- Opiniëren: het publiek zelf een mening laten vormen.
- Overtuigen: het publiek een mening laten overnemen.
- Activeren: het publiek aanzetten iets te gaan doen (of juist niet doen).
Als de hoofdgedachte een constatering is: het tekstdoel is informeren of opiniëren.
Als de hoofdgedachte een mening is: het tekstdoel is overtuigen of activeren.
Wat zijn de 2 verschillende soorten titels?
Een informerende titel geeft aan waarover een tekst gaat.
Een motiverende titel maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst.s
Wat de functie van een inleiding?
Hoe maak je de inleiding aantrekkelijk?
De inleiding heeft 2 functies:
- De aandacht van het publiek trekken.
- Het onderwerp van de tekst introduceren.
Manieren om de inleiding aantrekkelijk te maken:
- Naar een actuele gebeurtenis verwijzen.
- Kort de voorgeschiedenis beschrijven.
- Een aantrekkelijk voorbeeld geven.
- Het belang voor het publiek aangeven.
- Een intrigerende vraag.
- “Schokkende” of opvallende cijfers.
- Een paradox (een schijnbare tegenstelling)
- Een prikkelend citaat.
- Een suggestieve of raadselachtige opsomming.
Wat is de tweede functie van een inleiding?
Wat is een manier om het onderwerp te introduceren?
De tweede functie van de inleiding is duidelijk maken waar de tekst over gaat.
Manieren om het onderwerp te introduceren:
- Er worden één of meer vragen gesteld.
- Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.
- Er wordt een probleem geschetst.
In het middenstuk worden dan die vragen beantwoord, de argumenten bij het standpunt gegeven, of de verklaringen en/of oplossingen voor het probleem gepresenteerd.
Wat is het slot?
Wat bevat het slot?
Wat is een manier om aantrekkelijk te eindigen?
Het slot bevat meestal de hoofdgedachte van de tekst. Vaak begint het slot met een signaal zoals: kortom, al met al, we hebben dus gezien dat, ik rond nu af met.
Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms:
- Een samenvatting in enkele zinnen.
- Een afweging.
- Een aansporing of aanbeveling.
- Een toekomstverwachting.
De manier waarop een tekst wordt afgerond, wordt onder meer bepaald door het doel van de tekst en door de inleiding. Een activerende tekst kan bijvoorbeeld eindigen met een aansporing.
Manieren om aantrekkelijk te eindigen:
- Een aansluiting bij het begin: in het slot wordt teruggekomen op de inleiding.
- Een uitsmijter: bijvoorbeeld een retorische vraag of een citaat.
Wat zijn deelonderwerpen?
Het onderwerp wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen. Zij kunnen aangekondigd worden door een eerste zin of een tussenkopje.
Wat zijn de tekststructuren?
- Argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- probleem-oplossingsstructuur
- verklaringsstructuur
- verleden-heden-toekomststructuur
- voor- en nadelenstructuur
- vraag-antwoordstructuur
Hoe ziet een argumentatiestructuur eruit?
Inleiding: stelling / standpunt
Middenstuk: argumenten en tegenargumenten
Slot: herhaling stelling of beantwoording vraag
Hoe ziet een aspectenstructuur eruit?
Inleiding: Aankondiging onderwerp
Middenstuk: Diverse aspecten van het onderwerp
Slot: Samenvatting
Hoe ziet een probleem-oplossingsstructuur eruit?
Inleiding: probleem
Middenstuk: gevolgen / oorzaken / oplossingen
Slot: de beste oplossing
Hoe ziet een verklaringsstructuur eruit?
Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaak / redenen
Slot: samenvatting of conclusie
Hoe ziet een verleden-heden-toekomst structuur eruit?
Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger + situatie nu
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst
Hoe ziet een voor-en nadelenstructuur eruit?
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voor-en nadelen
Slot: afweging en conclusie
Hoe ziet een vraag-antwoordstructuur eruit?
Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord
Slot: samenvatting of conclusie
Wat is een kernzin?
De hoofdgedachte van een alinea die in één zin is geformuleerd.
Wat zijn de opsommende signaalwoorden?
Ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste … ten tweede … ten derde en ten slotte.
Wat zijn de tegenstellende signaalwoorden?
Maar, echter, niettemin, toch, daar staat tegenover, desondanks, evenwel, nochtans, daarentegen, ondanks dat… en aan de ene kant … aan de andere kant.
Wat zijn de chronologische signaalwoorden?
Eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later, voordat, nadat en vervolgens.
Wat zijn de oorzakelijke signaalwoorden? (Oorzaak - gevolg)
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor en zodat.
Wat zijn de toelichtende signaalwoorden? (Voorbeeld)
Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou en : (dubbele punt).
Wat zijn de voorwaardelijke signaalwoorden?
Als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij en mits.
Wat zijn de vergelijkende signaalwoorden?
Zoals, net(zo) … als, evenals en (meer/beter) … dan.