Jaar 4: Verhaal analyse Flashcards

(32 cards)

1
Q

Wat zijn de kenmerken van een literair werk?

A
  • Kunstvorm
  • Uniek
  • Taboedoorbrekend
  • Moeilijkere verhaalstructuur
  • Eeuwigheidswaarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van een lectuur?

A
  • Cliché
  • Serie
  • Taboebevestigend
  • Eenvoudige verhaalstructuur
  • Na een paar jaar vergeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is proza?

A

De regels vullen de complete breedte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is poezie?

A

Versregels met veel wit om de tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is lyriek?

A

Uiting van gevoelens / geen tijdsverloop. (Vaak een liedje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is epiek?

A

Een verhaal met tijdsverloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een thema?

A

De letterlijke betekenis van een verhaal of gedicht in één zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een open einde?

A

Een einde waarbij je als lezer met vragen blijft zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een gesloten einde?

A

Een einde waarbij alle belangrijke vragen worden opgelost.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ik-vertelperspectief?

A

Een merkbaar aanwezige verteller die ook de personage is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een personaal vertelperspectief?

A

De verteller is niet merkbaar aanwezig, maar is geen personage. Weet de geschiedenis en toekomst en kan in alle hoofden kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een auctoriaal vertelperspectief?

A

De verteller is wel aanwezig, maar is geen personage. Weet de geschiedenis en toekomst en kan in alle hoofden kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een hamvraag?

A

De hamvraag is de belangrijkste vraag die je als lezer hebt tijdens een verhaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn motieven?

A

Betekenisvolle herhalingen van bepaalde elementen in een tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een verhaalmotief?

A

Het terugkeren van bepaalde situaties, gevoelens etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een leidmotief?

A

Het terugkeren van een bepaald woord of voorwerp.

17
Q

Wat is de verteltijd?

A

De tijd die nodig is om een tekst te lezen.

18
Q

Wat is de vertelde tijd?

A

De tijd die de vertelde gebeurtenissen in chronologische volgorde in beslag nemen.

19
Q

Wat is de idee?

A

De achterliggende gedachte van een verhaal of gedicht.

20
Q

Wat is een chronologische ordening?

A

De gebeurtenissen worden beschreven in de volgorde waarin ze plaatsvinden.

21
Q

Wat is een omgekeerd chronologische ordening?

A

Het verhaal begint bij de laatste gebeurtenis en wordt vervolgens terugverteld.

22
Q

Wat is een terugverwijzing?

A

Een verwijzing naar wat al is geweest. Het zijn hooguit een paar zinnen.

23
Q

Wat is een flashback?

A

Een speciale vorm van een terugverwijzing waarin een personage een gebeurtenis opnieuw beleeft. Het is veel uitvoeriger dan een terugverwijzing.

24
Q

Wat is een vooruitwijzing?

A

Een verwijzing naar wat nog zal gaan gebeuren. Het zijn hooguit een paar zinnen.

25
Wat is in medias res?
Het verhaal begint meteen met een spannende of belangrijke gebeurtenis. Daarna zijn er steeds sprongen in de chronologie.
26
Wat is ab ovo?
Het verhaal begint met een beschrijving van een personage of omgeving.
27
Wat is de ruimte?
De plaats waar de gebeurtenissen plaatsvinden.
28
Wat is de setting?
De tijd en ruimte samen.
29
Wat is een rond karakter?
Een personage met meerdere karaktertrekken die verandert gedurende het verhaal.
30
Wat is een vlak karakter?
Een personage met meerdere karaktertrekken die niet verandert gedurende het verhaal.
31
Wat is een type?
Een personage met maar één karaktertrek.
32
Wat is een karikatuur?
Een type waarbij de ene karaktertrek enorm wordt uitvergroot.