Samenvatting Flashcards

1
Q

Hoe wordt een verminderd slikvermogen genoemd?

A

Dysfagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn Lichenoïde reacties?

A

Witte streepjes die je voornamelijk vind op
het mondslijmvlies. De precieze oorzaak is onbekend, maar er is wel een link met ACE-remmers en antibiotica. Sommige mensen hebben er veel last van en anderen nooit bij hetzelfde medicijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is antibiotica preventief of curatief?

A

Curatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 2 onderdelen bestaat het autonome zenuwstelsel onder anderen?

A

▪ Synaps (= overdracht prikkel naar doelorgaan)
▪ Neurotransmitters (= prikkeloverbrengers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden Parasympathicolytica ook wel genoemd?

A

anticholinergica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het werkingsmechanisme?
Ventolin:

A

Receptoren: bèta2-sympaticomimeticum
dus het bootst de werking
sympaticus na = Actie!
Stress!/parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het werkingsmechanisme?
Omeprazol

A

Protonpompremmer: enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het werkingsmechanisme?
Aspirine/Acetylsalicylzuur

A

Salicylaten als analgeticum
(enzymen) Je kan herkennen
dat het via de enzymen gaat,
omdat -ase, -lypase of -
amylase altijd enzymen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan het dat bij de een de medicatie langer in het lichaam blijft dan de ander?

A

Het ADME systeem is bij iedereen anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar staat ADME voor?

A
  • A (= van absorptie wat gebeurt via maagdarmkanaal, maar ook
    via huid en slijmvlies (bv. mond, neus, vagina en rectum kan je medicijnen toedienen))
  • D (= van distributie is afhankelijk van fysisch-chemische eigenschappen zoals grootte, vetoplosbaarheid, “lading” – pH)
  • M (= van metabolisme met name lever (bv. cytochroom P450-enzymsysteem wat heel belangrijk is bij het al dan niet afbreken van medicatie)
  • E (= van excretie wat door de nieren en darm eruit komt via urine en ontlasting)
    ▪ Het is persoonsafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het first-pass-effect?

A

Het first-pass-effect betekent de eerste leverpassage en vindt plaats wanneer een geneesmiddel na opname in de darmen via de leverpoortader voor het eerst de lever passeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is er precies sprake van een first-pass-effect?

A

Wanneer een belangrijk deel van de toegediende dosis in de darmwand of bij de eerste passage in de lever wordt gemetaboliseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er aan de hand als het first-pass-effect groot is?

A

In de lever komt een groot deel zitten en komt er weinig in de bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de bloedspiegel distributie afhankelijk van? (4)

A
  • Toedieningsvorm: De vorm waarmee het naar binnen gaat dus een tablet,
    drank of injectie
  • Opgenomen dosis
  • Snelheid waarmee het middel wordt opgenomen in het
    bloed
  • Uitscheidingssnelheid (= sommige stofjes worden veel
    sneller uitgescheiden dan andere stofjes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er aan de hand bij een geneesmiddel die zich in de enterohepatische kringloop bevindt?

A

Zo’n geneesmiddel is veel langer onderweg in je lichaam

(bv. Acenocoumarol eliminatie, want de metabolisering daarvan vindt pas plaats na 1 week dan is er pas ca. 60% via de urine en ca. 29% via de feces/ontlasting geëlimineerd dus dit blijft enorm lang werken in tegen stelling tot een hele boel andere medicijnen
die binnen 24 uur al uit het lichaam zijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kinetische gegevens?

A

99% van de medicijnen binden aan eiwitten specifiek aan
bloedplasma en zo worden ze vervoerd in het bloed.
Metabolisering vindt voornamelijk in de lever plaats door CYP-enzymen. T 1/2 (= halfwaardetijd)el 8 – 11 uur is de halfwaardetijd dus de tijd die duurt om de helft van de concentratie in het bloed over te houden

17
Q

Wat is de halfwaardetijd?

A

Iedere keer wanneer het medicijn de lever passeert, wordt de concentratie van het medicijn voor de helft gehalveerd.

Dit is de tijd die nodig is om het medicijn af te breken tot de helft van de concentratie in het bloed

18
Q

Wanneer ontstaat er 100% biologische beschikbaarheid?

A

Als het parenteraal of sublinguaal wordt toegediend

19
Q

Waarvan is de toedingsvorm afhankelijk?

A

De aard van het geneesmiddel, de te behandelen ziekte, toestand van de patiënt en de snelheid waarmee het medicijn moet werken

20
Q

Wat zijn Ascal en clopidogrel voor medicijnen?

A

Trombocytenaggregatieremmers

21
Q

Wat is acenocoumarol (sintrom) voor een medicijn?

A

Valt onder anticoagulantia, vitamine-k-antagonist (bloedstolling tegengaan)

22
Q

Wat is Diuretica voor een medicijn?

A

Een bloeddruk verlager (plastablet); werkt op de ionkanalen specifiek op de Na/Ca wisseling

23
Q

Waarvoor zorgt een ACE-remmer zoals Enalapril?

A

voor perifere vasodilatatie waardoor de bloeddruk verlaagt

24
Q

Welke toedieningsvorm werkt het snelst?

A

Parenteraal/intraveneus

25
Q

Welk medicijn kan candidiasis gegeven?

A

Salbutamol, maar ook antibiotica

26
Q

Wat doet een betablokker preciies?

A

Werkt de sympaticus tegen

27
Q

Wat gaat er bij een syncope omhoog?

A

De parasympaticus

28
Q

Waardoor daalt de systemische bloeddruk?

A

Doordat de parasympaticus omhoog gaat en de sympathicus omlaag

29
Q

Wat is het effect van de verhoging van de parasympaticus?

A

De hartfrequentie gaat omlaag. Hierdoor is er minder doorbloeding

30
Q

Wat is het effect van de verlaging van de sympathicus?

A

Dit zorgt voor vasodilatatie.

In een normale situatie zorgt de sympathicus voor vasoconstrictie

31
Q

Dus wat is er samengevat aan de hand als de bloeddruk daalt? (2)

A
  1. Hartfrequentie omlaag
  2. Vasodilatatie kleine vaten
32
Q

Wat is hypoperfusie?

A

Verminderde bloedtoevoer (dus minder zuurstof, voeding en afvoer van afvalstoffen)

33
Q

Waarom kan diarree of hitte voor een vasovagale-collaps zorgen

A

Omdat er dehydratie plaats vindt

34
Q

Wat doet insuline?

A

Neemt glucose op uit het bloed. Hierdoor daalt de bloedglucosespiegel > overbrengen naar weefsels = hersenen (onvoldoende kan voor collaps zorgen)

35
Q

Hoeveel mg glucagon kan er geïnjecteerd worden als een patiënt buiten bewustzijn is bij een hypo?

A

1 mg

36
Q

Wat zijn exacerbaties

A

Pieken van aanvallen bij COPD