13.4 Media Flashcards

(43 cards)

1
Q

bekijken, zien

A

(sich) ansehen; sieht an, sah an, hat angesehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

We willen absoluut het verslag van het festival op de televisie zien

A

Wir wollen uns unbedingt den Bericht über das Festival im Fernsehen ansehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opnemen

A

aufnehmen; nimmt auf, nahm auf, hat aufgenommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik heb de film op dvd opgenomen

A

Ich habe den Film auf DVD aufgenommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitdoen

A

ausmachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zou je de radio kunnen uitdoen?

A

Könntest du bitte das Radio ausmachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het verslag, de reportage

A

der Bericht, die Berichte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op de radio kwam gisteravond een reportage oveer werkloosheid in Saksen

A

Im Radio kam gestern Abend ein Bericht über die Arbeitslosigkeit in Sachsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

berichten, verslag doen

A

berichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ons dagblad bericht regelmatig over evenementen in de regio

A

Unsere Tageszeitung berichtet regelmäßig über veranstaltungen in der Region

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de cd

A

die CD, die CDs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de dvd

A

die DVD, die DVDs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de televisie

A

das Fernsehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de televisie, het televisietoestel

A

der Fernseher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

downloaden

A

herunterladen; lädt herunter, lud herunter, hat heruntergeladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de luisteraar

A

der Hörer, die Hörer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

informeren

A

informieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het bericht

A

die Meldung, die Meldungen

19
Q

Er zijn geen verkeersberichten

A

Für den Verkehr liegen keine Meldungen vor

20
Q

het nieuws, het journaal

A

die Nachrichten

21
Q

het programma

A

das Programm, die Programme

22
Q

het programmaoverzicht

A

der Programmanzeiger, die Programmanzeiger

23
Q

de radio

A

das Radio, die Radios

24
Q

de omroep, de radio

25
de zender, het kanaal
der Sender, die Sender
26
de uitzending
die Sendung, die Sendungen
27
de serie
die Serie, die Serien
28
de show
die Show, die Shows
29
In de show treden sterren uit de hele werld op
In dieser Show treten Stars aus aller Welt auf
30
de omroeper, de presentator
der Sprecher, die Sprecher
31
Hij werk als presentator bij de televisie
Er arbeitet als Sprecher beim Fernsehen
32
reclame maken
werben; wirbt, warb, hat geworben
33
Op de televisie mag geen reclame voor sigaretten meer gemaakt worden
Im Fernsehen darf man nicht mehr für Zigaretten werben
34
de luisteraar
der Zuhörer, die Zuhörer
35
de kijker, de toeschouwer
der Zuschauer, die Zuschauer
36
commentaar geven, verslaan
kommentieren
37
Op de radio verslaan ze net de wedstrijd van het Duitse elftal
Im Radio kommentieren sie gerade das Spiel der deutschen Mannschaft
38
de media
die Medien (MV)
39
de soap
die Soap, die Soaps
40
de uitzending
die Übertragung, die Übertragungen
41
In veel horecagelegenheiden is de uitzending van de wedstrijd te zien
Viele Lokale zeigen die Übertragung des Spieles
42
de reclame
die Werbung, die Werbungen
43
zappen
zappen