Week 9 Flashcards

1
Q

Welke theorie toont aan dat de WACC afhankelijk is van de vermogensstructuur

A

de trade-off theorie laat zien dat er waardecreatie mogelijk is in een wereld met belastingen en het insolventierisico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heeft het gebruiken van de winst voor de inkoop van eigen aandelen hetzelfde effect als het doen van een dividenduitkering?

A

Nee, de gevolgen zijn afhankelijk van het belastingregime.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is het logisch dat bedrijven zelden overgaan tot een IPO?

A

volgens de theorie wordt de koper van de nieuwe aandelen eigenlijk altijd ‘genept’, de
emissieprijs is namelijk altijd te hoog; er is namelijk altijd sprake van informatieasymmetrie. (agencytheorie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan de rev voor aandeelhouders vastgesteld worden?

A

dividend delen door beurskoers (ex dividend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn insolventiekosten?

A

Kosten gerelateerd aan de kans op faillissement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de gevolgen voor de conclusie van de optimale vermogensstructuur als er wel rekening wordt gehouden met insolventiekosten?

A

In plaats van zo veel mogelijk vreemd vermogen laten insolventiekosten zien dat er sprake is van een optimale vermogensstructuur (badkuipcurve)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de trade-off theorie?

A

model waarbij op zoek gegaan wordt naar de invloed van de vermogensstructuur op de waarde van de onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de pecking order theorie?

A

management hanteert de volgende voorkeursvolgorde van financieringsbronnen bij investeringsbeslissingen:
1. Interne financiering in de vorm van ingehouden winsten
2. Externe financiering:
a. Eenvoudig verkrijgbaar VV (onderhandse lening)
b. Hybride vormen (converteerbare obligatieleningen)
c. Aandelenemissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 fases van bedrijven

A
  • startfase
  • ontwikkelfase
  • groeifase
  • volwassenheid
  • neergang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Imperfecties die invloed kunnen hebben op belastingbeleid:

A
  • Belastingen
  • transactiekosten
  • Agency overwegingen
  • (irrationele) voorkeuren van beleggers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Argumenten voor inkoop eigen aandelen:

A
  • Signaalfunctie
  • belastingbesparing
  • flexibiliteit
  • aanpassing verhouding solvabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Berekening (formule) totale cashflow voor de aandeelhouder en VV verschaffers

A

Opbrengst voor U = EBIT * (1-t)
Opbrengst voor L = EBIT(1-t)+tRVV*VV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Totale cashflow/opbrengst voor vermogensverschaffers geredeneerd vanuit debetzijde (L)

A

revL + tVVrvv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Formule berekening kostenvoet totaal vermogen (TV) met EBIT

A

EBIT (met belasting zonder interest) / TV

Let op, het gaat hier om de marktwaarde van het totaal vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly