week 11 HC9 pathologie van schildklieraandoeningen Flashcards

1
Q

Wat is de embryologische afkomst van de schildklier, bijschildklier en C-cellen?

A
  • Schildklier: 2 celtypen, afkomstig uit endoderm
  • Bijschildklieren: ectoderm
  • de C-cel gebieden: parafolliculaire cellen komen embryonaal uit de C-cel gebieden waar de schildklier omheen groeit (vooral in de punten vd lobben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij TSH-producerend adenoom vd hypofyse (zeldzaam) Thyreotoxicosis?

A

Diffuse hyperplasie; hoog TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij M. Graves thyreotoxicosis?

A

Diffuse hyperplasie; laag TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Toxisch struma (nb meestal is struma euthyroid) thyreotoxicosis?

A

Nodulaire hyperplasie, maar met laag TSH. Colloid lekt weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Toxisch adenoom (nb meestal zijn adenomen euthyroid) thyreotoxicosis?

A

Adenoom maar met laag TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Exogeen jodium-geïnduceerde hyperthyreoïdie?

A

(laag TSH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij genetische defecten in synthese/secretie hypothyreoïdie?

A

Geeft onvoldoende T3/4. Dit leidt tot onregelmatige orgaan zwellingen: nodulaire hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij endemisch struma obv langdurig te laag jodium?

A

Voortdurend lage T3/4 → THS stijging groeiprikkel-maar geen T3/4 → hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij ontsteking hypothyreoïdie?

A

Meestal zwelling door mononucleair infiltraat. Atrofie in latere fase bij bijvoorbeeld M. Hashimoto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke histopathologie orgaan of vormafwijking past er bij Bestraling / chirurgie / geneesmiddelen / hypopituïtarisme hypothyreoïdie?

A

Variabel. Meestal atrofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in de microscopie bij M.Hashimoto?

A

influx lymfocyten → zwelling → fibrose en atrofie van het follikelepitheel
‘morphology inserts’ over, in dit geval autoimmuun-thyreoïditis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de dIffuse en multinodulaire hyperplasie: goiter/struma, wat is het gevolg en welke twee soorten onderscheiden we?

A
  • Vergroting van de schildklier (struma) veroorzaakt door jodiumtekort in tijden van hogere behoefte → TSH stijging → indien onvoldoende jodium in dieet dan onvoldoende Ts/4 response
  • Gevolg: cycli van hyperplasie van follikels en dan verval met atrofie, cystevorming en verkalking
  • Tekort aan jodium door bv te weinig jodium in voedsel, veel jodium remmende componenten in voedsel, soms enzymgebrek maar meestal niet duidelijk
  • We onderscheiden twee vormen van deze vorm van struma:
    • Sporadisch
    • Endemisch: ernstige groeistoornissen en zeer grote struma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke neoplastische groeistoornissen onderscheiden we?

A
  • Neoplasieën, goedaardig: adenomen
  • Neoplasieën, kwaadaardig: carcinomen
  • Medullair schildkliercarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn adenomen, zijn deze toxisch en wat voor mutatie past hierbij?

A
  • Adenomen zijn over het algemeen solitair en hebben vaak een bindweefsel kapsel
  • Een klein gedeelte is hyperactief (toxisch) → deze aandoeningen hebben vaak driver mutaties in het gen (gain of function) van de TSH receptor of het G proteïne. In meer dan 50% van de toxische adenomen zien we dit
  • Van de ‘stille adenomen’ heeft een klein deel (<20%) een RAS mutatie
  • Adenomen hebben een kapsel (van dun tot dik). Er zijn verschillende types: folliculair adenoom, oncocytair adenoom, (er is GEEN papillair adenoom).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke kwaadaardige carcinomen onderscheiden we en wat is de 10-jaars overleving (belangrijk)?

A
  • Papillair carcinoom (10-jaars overleving >95%)
  • Folliculair carcinoom (10-jaars overleving >90%)
  • Medullair carcinoom (10-jaars overleving >65%)
    komt van de C-cel (1% in de toppen van de kwabben)
  • Anaplastisch carcinoom (overleving 0,5-1 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaraan herken je een papillair carcinoom en welke genmutatie hoort hierbij?

A
  • Meest frequentie vorm: 75-85% van de gevallen bestraling
  • Te herkennen aan opheldering in de kern en kerngroeven, ground-glass or “Orphan Annie’s eye nuclei”
  • Psammoom lichaampjes
  • Bouwplan: papillen (papil = dunne epitheliale streng met vaatbundeltje)
  • Meestal lymfogene metastasering
  • Genetisch: re-arrangements (chromosomaal) in RET met partner (‘PTC’) of activerende mutaties in BRAF (V600E)
17
Q

hoe vaak komt een folliculair carcinoom, hoe onderscheid je deze van een adenoom en welke genmutatie hoort hierbij?

A
  • Na papillair carcinoom, het meest frequent: 10%
  • Komt vaker voor bij Jodium deficiënties
  • Onderscheid met folliculair adenoom berust op kapseldoorbraak (B) en vaso invasie (A)
  • Mutaties in RAS, Pi3K/AKT pathway or pax8-ppar-y translocatie (HR-receptor)
18
Q

wat is een anaplastisch carcinoom en welke genmutatie hoort hierbij?

A
  • Zeer snel groeiende tumor, met necrose en veel atypie, hoge mitose index. Geen duidelijk herkenbaar celtype meer (geen follikel epitheel meer herkenbaar)
  • Vaak mutaties in P53 (P53 stopt ongecontroleerde celdeling)
  • Sterfte vooral door lokale doorgroei
19
Q

waaruit ontstaat het medullaire schildkliercarcinoom en wat produceert het?

A
  • Ontstaat uit de C-cellen en produceert calcitonine
  • Vormt 5% van de schildkliercarcinomen
  • Is in 25% van de gevallen erfelijk
  • Bij erfelijke Medullaire tumoren zien we vaak C-cel hyperplasie voorafgaand aan het medullair carcinoom