College 4: Gedragsstoornissen en antisociaal gedrag Flashcards

1
Q

Benoem de cyclus van agressie

A
  • provocatieve stimuli
  • verhoogd arousal
  • controle verlies
  • piek van agressie (crisis)
  • arousal neemt af en risico reductie
  • herstel en incident evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de criteria voor een gedragsstoornis

A
  1. langere tijd en herhaaldelijk tegendraads, antisociaal of agressief gedrag gedraagt
  2. nadelige invloed hebben op het dagelijks leven van een kind

in eerdere ontwikkeling al indicatoren voor het probleem zoals moeilijk temperament, hyperactiviteit, oppositioneel gedrag en met leeftijd wordt het steeds erger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de kenmerken van een gedragsstoornis

A

dysfunctie in het persoon zelf, zekere zwakte genetisch/biologisch
prevalentie is 1-10% en 4x meer bij mannen dan vrouwen
overrapportage van kleuters die stelen bv.
onderrapportage van pubers die dingen doen bv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn eventuele oorzaken van het ontstaan van een gedragsstoornis

A

interpersoonlijk:
- hechting
- gezinsfactoren
- psychopathologie bij de ouders
- intergenerationele overdracht van agressie
- inconsequente opvoedstijlen
- relaties met leeftijdsgenoten

biologische risicofactoren zijn:
- zwakke inhibitie
- genen
- moeilijk temperament

culturele risicofactoren
- armoede
- geweld (in media bv)
- machocultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is adaptie en hoe kan dit worden ingezet

A

vaardigheid om je aan te passen aan een veranderende omgeving, zodanig dat persoonlijke doelstellingen gehaald worden, rekening houdend met de ander en met specifieke kenmerken van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat bedoeld Swaab met het profiel van sociale leerbaarheid

A
  1. snappen van sociale informatie
  2. sociaal perspectief kunnen meenemen (TOM), mentaliseren en empathiseren
  3. sociale scripts vormen (= mentaal stappenplan van wat doe je in een bepaalde situatie)
  4. zelfregulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke stoornissen vallen er onder de groep: disruptive, impulsive control and conduct disorders

A
  • oppositionele-opstandige stoornis (ODD)
  • normoverschrijdend-gedragstoornis (Conduct disorder)
  • Intermittent Explosive Disorder
  • Kleptomanie
  • Pyromanie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 3 symptoomgroepen horen bij ODD

A
  1. boze en prikkelbare stemming waarbij er sprake is van verlies van kalmte, licht geraakt of snel geirriteerd zijn, vaak boos en ontevreden
  2. brutaal en ongehoorzaam gedrag, denk aan ruzie met gezagsfiguren bv. Actief verzet tegen regels etc. etc.
  3. wraakzuchtig of hatelijk zijn in afgelopen 6 maanden

voor het 10e levensjaar, later is er sprake van terugval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is norm-overschrijdende-gedragsstoornis (CD)

A

lijkt op ODD maar er is sprake van opzettelijk en bewust andere kwaad doen of schade aanbrengen. Overschrijden maatschappelijke normen en de wet.
agressie gericht op mens of dier, pest, dreigt, intimideert, vecht of wapen gebruikt. Dwingen tot seksuele handelingen of stelen van andermans spullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke tweedeling kan er gemaakt worden bij gedragsstoornissen?

A
  1. destructive/nondestructive
  2. overt/covert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke stoornissen krijgt welk label?
oppositioneel
agressie
vandalisme
status violations

A

oppositioneel - nondestructive/overt
agressie - destructive/overt
vandalisme - destructive/covert
status violations - nondestructive/covert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar is er sprake van bij psychopathie?

A

voelen op breinniveau niet meer emoties, gevoelens en pijn
ze hebben hierdoor ook minder angst
ernstig agressief
persistentie in agressie en deliquentie (zelfs na straf)
neurobiologische verschillen op de HPA-as
co-morbiditeit komt veel voor (vooral met ADHD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op welke 3 gebieden kan de behandeling op doelen

A
  1. de opvoedsvaardigheden van de ouder
  2. de sociaal probleem oplossende vaardigheden en de vaardigheden in het omgaan met boosheid van het kind
  3. de brede sociale omgeving v an het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat moet je als persoon doen als je met deze kinderen werkt?

A
  1. lage arousal voor jezelf behouden
  2. veiligheid bieden, in zicht blijven
  3. aandacht richten, alle dagelijkse activiteiten
  4. afwisseling, want korte aandachtspan
  5. voldoen aan behoeften, niet altijd reageren op gedrag
  6. positief blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly