tentamenvragen 2019 Flashcards

1
Q

Beschrijf hoe deletie van (een deel van) een chromosoomarm ontstaat in een tumorcel.

A
  • Een DNA dubbelstrengs breuk (1p)
  • leidt in de mitose tot een acentrisch fragment (1p),
  • wat niet aan de mitotische
    tubulinedraden wordt vastgemaakt (1p)
  • en dus niet correct wordt verdeeld over de dochtercellen (1p).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee bekende vormen van genomische instabiliteit zijn chromosomale instabiliteit (CIN) en microsatelliet instabiliteit (MIN).
1 Waarin verschilt erfelijk materiaal van een tumor met een CIN fenotype van
dat van een tumor met een MIN fenotype. Noem er twee. (2p)
2 Met welke DNA analyse methode wordt het CIN fenotype opgespoord? (1p)

A
  1. CIN - MIN (1p per juist alternatief, maximaal 2p):
    - Afwijkend vs normaal aantal chromosomen
    - Grote vs kleine DNA veranderingen
    - Willekeurige positie in DNA vs Microsatelliet DNA
  2. Aan te tonen met chromosomale paint, SKY, spectral karyotyping, karyogram analyse (1pt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Azacytidine wordt bij sommige patiënten met een myelodysplastich syndroom als therapeutisch middel toegediend. Het idee er achter is dat het middel invloed heeft op de methylering en daarmee op de expressie van belangrijke genen.

Wat is het effect van 5-Azacytidine op methylering en de expressie van deze genen?

A

5-Azacytidine zorgt voor demethylering (1p) van promotoren van genen (1p). Demethylering leidt tot het aanschakelen (1p)
van genen die uit staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van twee patiënten wordt Barrett’s hoog-gradige dysplasia (HGD) en Barrett’s adenocarcinoom in de oesophagus moleculair onderzocht met betrekking tot mutatie analyse van het p53 tumorsuppressorgen.

  1. In patiënt 1 wordt in het HGD weefsel géén p53 mutatie gevonden, maar in het adenocarcinoom wordt een P53 mutatie aangetoond die aanwezig is in alle carcinoomcellen.
  2. In patiënt 2 wordt in het HGD weefsel in alle epitheelcellen een p53 mutatie gevonden die niet aanwezig is in het adenocarcinoom.

Leg van beide patiënten uit of de bevindingen wel of niet passen bij het klonaliteitsconcept dat Barrett’s adenocarcinoom uit Barrett’s HGD ontstaat.

A
  • patiënt 1:
    Bevinding in patiënt 1 past het beste bij klonaliteitsconcept. HGD is ontstaan zonder p53 mutatie en het adenocarcinoom
    dat hieruit is ontstaan heeft een p53 mutatie ontwikkeld (in de dominante kloon).
  • patiënt 2:
    patiënt 2 heeft p53 mutatie in HGD. Als hieruit adenocarcinoom ontstaat is het zeer onwaarschijnlijk dat de p53 mutatie
    verloren gaat. Het adenocarcinoom is dus zeer waarschijnlijk niet ontstaan uit de HGD met een p53 mutatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de klinische effectiviteit van adjuvante behandeling bepaald?

A

ziektevrije overleving en totale overleving (2p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem vier gezonde organen welke late effecten kunnen tonen van
radiotherapie, benoem deze effecten en beschrijf welke klachten de patiënt hiervan kan hebben.

A

Orgaan, Laat effect van radiotherapie, Klachten
- Huid - Hyperpigmentatie - Cosmetische klachten
- Slokdarm - Fibrose/vaatschade - Passageklachten
- Ruggenmerg - Myelopathie - Neurologische uitval
- Nieren - Fibrose/vaatschade - Nierfunctie verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je bent chirurg. Er komt een 87-jarige vrouw op je poli met een palpabele tumor in de linker mamma. Een biopt toont maligniteit aan. Ze kan borstsparend geopereerd worden, gevolgd door postoperatieve radiotherapie. Alternatief is ablatio van de mamma; postoperatieve radiotherapie is dan misschien niet nodig, afhankelijk van de bevindingen van de patholoog.

Beschrijf volgens de vier stappen van het model van Stiggelbout hoe je met patiënt tot een goed besluit over behandeling te komen?

A

Stap 1: je vertelt mevrouw dat er een beslissing wordt genomen en dat haar mening van belang is.
Stap 2: je legt de behandelopties uit en de voor- en nadelen van de relevante opties.
Stap 3: je bespreekt de voorkeuren van mevrouw en ondersteunt haar bij haar overwegingen.
Stap 4: je bespreekt in hoeverre mevrouw betrokken wil worden bij de besluitvorming. Het besluit wordt genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly