H10.3: Significantie en relevantie Flashcards

1
Q

wat is de nulhypothese?

A

deze gaat er vanuit dat er GEEN verschil is tussen beide groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

als p<0,05 …

A

nulhypothese verworpen
uitkomst: statisch significant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

als p>0,05…

A

uitkomst: statisch insignificant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe groter de steekproef…

A

hoe smaller betrouwbaarheidsinterval
hoe kleiner de P-waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een type I fout?

A

de nulhypothese is eigenlijk waar, maar bij TOEVAL vinden we een extreme uitkomst waardoor er wel een significant verschil lijkt te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de kans op een type I fout?

A

precies het significantieniveau (5% in dit geval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een type II fout?

A

de nulhypothese is eigenlijk niet waar, maar bij toeval vinden we een niet-extreme uitkomst waardoor er geen significant verschil lijkt te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarvan is een type II fout afhankelijk?

A

-steekproefgrootte (kleinere kans)
-het verschil tussen de groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de power van een studie?

A

1- (type II fout)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is er als de 0-hypothese in het betrouwbaarheidsinterval ligt?

A

niet significant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly