VO 8.2 Stamceltransplantatie Flashcards

1
Q

Wanneer vinden we iets een gunstige prognose (omtrent AML)?

A

75% 5-jaarsoverleving. Dit is 50-55% voor de gemiddelde groep. Dit is 30% voor de slechte groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke translocatie bij AML heeft een gunstige prognose?

A

T(8;21)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de behandeling van AML?

A

Behandeling AML: CHEMOCHEMO –> chemo / allo SCT / auto SCT
- Ze geven CHEMOCHEMO om het beenmerg kapot te maken, zodat er daarna weer gezonde blasten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het nut van de achtergebleven T-cellen van de stamceldonor?

A

De achtergebleven T-cellen van de stamceldonor, die zorgen ervoor dat de leukemiecellen worden afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het voordeel van een allogene transplantie en wat is een groot nadeel?

A

Een allogene transplantatie is altijd (67%) beter dan een autologe transplantatie. Maar 15% met een allogene transplantatie overlijdt aan de complicaties van de transplantatie.
- Patiënten met een hoge leeftijd of veel co-morbiditeit hebben een hogere kans om te overlijden aan de transplantatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom kies je bij een gunstige prognose voor autologe stamceltransplantatie?

A

Allogene transplantatie: duurt langer, is intensiever, en kent meer risico’s daarom kies je voor een gunstige prognose autologe stamceltransplantatie. Je kan een allogene transplantatie ook nog doen als de ziekte terug komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is minimale residuale ziekte (MRD)?

A

De kleine hoeveelheid leukemiecellen dat nog over is na behandeling als de patiënt in een zgn. complete remissie is (< 5% blasten microscopisch).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe bepalen we bij iemand met een intermediaire prognose of iemand allo- of auto-SCT krijgt?

A

Normaal karyotype dus intermediair. Dan kijken of iemand MRD heeft. Als iemand MRD heeft dan allo-SCT, negatief dan auto-SCT of chemo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een haplo-identieke match?

A

Je kunt ook een haplo-identieke match maken: dit is een halve match: 1 van de 2 haplotypes komt overeen (ouders, niet-identieke broers/zussen, kinderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is er verschil tussen identieke matches van familie of uit een donorbank?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de kans op het vinden van een gematchte donor?

A

Kans op het vinden van een gematchte donor varieert van 79% voor patiënten met een Kaukasische achtergrond tot < 20% voor andere etnische groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn alternatieve mogelijkheden voor transplantatie?

A
  • navelstrengbloed (umbilical cord blood)
  • haploidentieke donor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van umbilical cord blood?

A

Voordelen
- direct beschikbaar
- HLA matching minder belangrijk
- minder ‘graft-vs.-host’ disease (naïeve T cellen): de T-cellen zijn nog niet getraind.
- geen risico voor de donor
Nadelen
- zeer kleine hoeveelheden stamcellen –> grotere kans op transplantaat falen
- tragere repopulatie en herstel van immuniteit
- eenmalig beschikbaar; geen donorlymfocyten beschikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ziet de immuun reconstitutie eruit na allogene SCT?

A
  • Snel herstel van slijmvliezen, neutrofielen en NK cellen
  • Vertraagd herstel van specifieke immuniteit (B- en T cellen)
  • Herstel van naïeve T-cellen is afhankelijk van de thymus
  • Involutie (vervetting) van de thymus na de puberteit (de thymus is kleiner geworden dus het duurt langer voordat de T-cellen weer getraind zijn)
  • Vertraagd herstel van naïeve T-cellen geassocieerd met infecties na allogene SCT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de complicaties van allogene-SCT?

A
  • Toxiciteit conditionering
  • Host-versus-Graft reacties (afstoting) / Graft-versus-Host ziekte (omgekeerde afstoting)
  • Opportunistische infecties
  • Transplantatie-gerelateerde mortaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly