Fiction 3 - Dutch Vocabulary with Example Phrases Flashcards

This deck contains vocabulary related to fiction, think of stories and books. Only memorise the word. The example phrases are there for context. I do recommend reading the phrases out loud as you study

1
Q

mask - His face was a marble mask from which no emotion could be read.

A

masker - Zijn gezicht was een marmeren masker waarvan geen enkele emotie af te lezen was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to chase - He ran a little ahead and the others chased him.

A

achtervolgen - Hij rende wat vooruit en de anderen achtervolgden hem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

flute - Kees slammed the door behind him and gently slid the case containing his flute under the bed.

A

fluit - Kees sloeg de deur achter zich dicht en schoof het koffertje met zijn fluit zacht onder het bed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to store - His bicycle was stored in a dark loft.

A

opbergen - Zijn fiets werd in een donker hok opgeborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tomcat - In the distance he just saw the big black male running away.

A

kater - In de verte zag hij nog net de grote zwarte kater wegrennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

asphalt - The cars tires drew a dead straight line on the shiny asphalt.

A

asfalt - De banden van de auto trokken een kaarsrecht spoor op het glimmende asfalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

brick - They made thousands of bricks for the new building.

A

baksteen - Ze maakten duizenden bakstenen voor de nieuwbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

a) to surrender b) to vomit - a) His struggle was in vain but he could not surrender.b) She felt nauseous as if she had to vomit at any moment.

A

overgeven - a) Zijn strijd was tevergeefs maar zich overgeven kon hij niet.b) Ze voelde zich misselijk alsof ze ieder moment moest overgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

proximity - The student takes advantage of the teachers proximity to learn a lot.

A

nabijheid - De leerling maakt van de nabijheid van de leraar gebruik om veel te leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

crooked; curved - I draw the house with some crooked lines.

A

krom - Ik teken het huis met wat kromme lijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stream - Quickly and kindly the water of a small stream flows.

A

beek - Snel en vriendelijk vloeit het water van een kleine beek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

to get off - The little station where I got off was just as idyllically located as I had imagined.

A

uitstappen - Het stationnetje waar ik uitstapte was net zo idyllisch gelegen als ik me had voorgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mild - She sold the tickets and she looked mildly ironic as she did so.

A

mild - Zij verkocht de kaartjes en ze keek daarbij op een milde manier ironisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

off; away - The tomcat takes off and the pigeons flee into their loft.

A

vandoor - De kater gaat er vandoor en de duiven vluchten hun hok in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

photographer - The photographer focused his camera and printed.

A

fotograaf - De fotograaf stelde zijn toestel scherp en drukte af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to return - She felt like doing something more before returning to the hotel.

A

teruggaan - Ze had zin om nog iets te ondernemen voor ze naar het hotel terugging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

beam - He groped for a flashlight that was somewhere among the beams and snapped it on.

A

balk - Hij tastte naar een zaklantaarn die ergens tussen de balken stond en knipte hem aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ladder - Lowie put a finger to his mouth and cautiously began to climb the ladder.

A

ladder - Lowie legde een vinger op zijn mond en begon behoedzaam de ladder te beklimmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to take place - It is a development that takes place very gradually.

A

voltrekken - Het is een ontwikkeling die zich heel geleidelijk voltrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

interior - The warmly lit interiors of the surrounding houses gave me a slightly wistful feeling.

A

interieur - De warm verlichte interieurs van de omliggende huizen gaven mij een licht weemoedig gevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cradle; cot - Each time there was a baby in the crib at your house.

A

wieg - Telkens lag er bij jullie thuis weer een kindje in de wieg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

six months; half a year - After six months she actually still only knew me.

A

halfjaar - Na een halfjaar kende zij eigenlijk nog steeds alleen mij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

to permit - I afford a funny comment but she doesnt really appreciate it.

A

veroorloven (zich) - Ik veroorloof me een grappige opmerking maar dat waardeert ze niet echt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

innocence - The man tried to prove his innocence.

A

onschuld - De man probeerde zijn onschuld te bewijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

melody - The melody stuck in his head all day.

A

melodie - De melodie bleef de hele dag in zijn hoofd hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

to prepare - She had prepared my favorite dish.

A

klaarmaken - Ze had mijn lievelingsgerecht klaargemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

to take - We discussed which path we would take.

A

inslaan - We bespraken welk pad we zouden inslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

to slow down - Sander slowed his stride.

A

vertragen - Sander vertraagde zijn pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

around it - We walk across the lawn with the stately trees surrounding it.

A

eromheen - Wij wandelen over het grasveld met de statige bomen eromheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

to watch; to follow - I checked the boat through my binoculars for as long as I could.

A

nakijken - De boot heb ik zo lang mogelijk door mijn verrekijker nagekeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

resolute - With a resolute motion she pushes her daughter back into her seat.

A

resoluut - Met een resolute beweging duwt zij haar dochter terug op haar stoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

to swing - The sign was swinging on a chain in front of the stairs to the wheelhouse.

A

schommelen - Het bordje schommelde aan een ketting voor de trap naar de stuurhut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

to come down - She lifted the hammer above her head and let it come down on the block with force.

A

neerkomen - Ze tilde de hamer boven haar hoofd en liet hem met kracht op het blok neerkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

tragic - There was nothing tragic about this case.

A

tragisch - Er was niets tragisch aan deze zaak.

35
Q

Sunday afternoon - It was a bright Sunday afternoon.

A

zondagmiddag - Het was een stralende zondagmiddag.

36
Q

playful - She gives him a playful slap to the head.

A

speels - Ze geeft hem een speelse klap tegen zijn hoofd.

37
Q

charm - Her charms broke all resistance in him.

A

charme - Haar charmes braken bij hem alle weerstand.

38
Q

front - The ditch in front was shallow and dry.

A

voorkant - De sloot aan de voorkant was ondiep en droog.

39
Q

stop - From time to time I stopped to give the animal some water and bread.

A

halt - Van tijd tot tijd hield ik even halt om het dier wat water en brood te geven.

40
Q

mysterious - She conquered all boys with her mysterious smile.

A

mysterieus - Ze veroverde alle jongens met haar mysterieuze glimlach.

41
Q

effortless - She effortlessly pursued two studies and passed all exams.

A

moeiteloos - Zij volgde moeiteloos twee studies en slaagde voor alle tentamens.

42
Q

businessman - He was a businessman who lived in a posh part of town.

A

zakenman - Hij was een zakenman die in een deftige buurt van de stad woonde.

43
Q

three times - The bells for high mass had already rung three times.

A

driemaal - De klokken voor de hoogmis hadden al driemaal geluid.

44
Q

useless - A useless and pointless ballast of memory?

A

nutteloos - Een nutteloze en zinloze ballast van het geheugen?

45
Q

to serve - The waiter served the drinks.

A

serveren - De ober serveerde de drankjes.

46
Q

car park; parking space - I parked my bus past the parking lot.

A

parkeerplaats - Ik parkeerde mijn bus voorbij de parkeerplaats.

47
Q

cobble(-stone) - The wind blows leaves over the dusty cobbles.

A

kei - De wind blaast bladeren over de stoffige keien.

48
Q

studio - The woman disappears into the painters studio for several weeks.

A

atelier - De vrouw verdwijnt voor enkele weken in het atelier van de schilder.

49
Q

wallet - The man took out his wallet and handed me a banknote.

A

portefeuille - De man haalde zijn portefeuille te voorschijn en gaf mij een bankbiljet.

50
Q

guard - He said Be on your guard.

A

hoede - Hij zei: Wees op je hoede.

51
Q

to reconcile - Then he also had freckles and he couldnt reconcile with that.

A

verzoenen (zich) - Dan had hij ook nog sproeten en daar kon hij zich niet mee verzoenen.

52
Q

expectation - While waiting for the coffee she got up to go to the bathroom.

A

afwachting - In afwachting van de koffie stond ze op om naar het toilet te gaan.

53
Q

pleasant - It was otherwise an enjoyable evening.

A

plezierig - Het was verder een plezierige avond.

54
Q

deliberate - Sabotage is a deliberate action for the purpose of weakening an enemys position.

A

opzettelijk - Sabotage is een opzettelijke actie met als doel de positie van een vijand te verzwakken.

55
Q

to photograph - Greet wanted to be photographed lying in the hammock.

A

fotograferen - Greet wou gefotografeerd worden terwijl zij in de hangmat lag.

56
Q

constantly; all the time - It had been getting colder and colder.

A

almaar - Het was almaar kouder geworden.

57
Q

to pop; to bang - A commander pops his whip in the air.

A

knallen - Een commandant knalt met zijn zweep in de lucht.

58
Q

pride - He swelled with pride.

A

trots - Hij zwol op van trots.

59
Q

cynical - Martin stares at it as a cynical smile slips around his mouth.

A

cynisch - Maarten staart er naar terwijl een cynisch lachje om zijn mond glijdt.

60
Q

handful - He threw a handful of grass in my face.

A

handvol - Hij gooide een handvol gras in mijn gezicht.

61
Q

to avoid - René meed her as much as he could.

A

mijden - René meed haar zoveel hij kon.

62
Q

to turn up - They would sometimes suddenly not show up.

A

opdagen - Ze kwamen soms opeens niet opdagen.

63
Q

town centre - Without rushing we walked downtown.

A

binnenstad - Zonder ons te haasten liepen we de binnenstad in.

64
Q

temple - In the major cities of China the foreign visitor is usually shown one temple by his guide.

A

tempel - In de grote steden van China wordt aan de buitenlandse bezoeker door zijn gids meestal één tempel getoond.

65
Q

to rob - The daughter had robbed him of a son for the company.

A

beroven - De dochter had hem beroofd van een zoon voor het bedrijf.

66
Q

to announce - Reinhard did not understand why his father wanted to inform him of this.

A

meedelen - Reinhard begreep niet waarom zijn vader hem dat wilde meedelen.

67
Q

a) intact b) great - a) It was a still life with a blue frieze and next to it a skull with a lower jaw and a pair of flawless teeth.b) What a cool organ what a jewel.

A

gaaf - a) Het was een stilleven met een blauwe fies en ernaast een schedel met onderkaak en een gaaf gebit.b) Wat een gaaf orgel wat een juweel.

68
Q

not in the least - She felt no inclination at all to marry again.

A

allerminst - Ze voelde allerminst neiging tot een nieuw huwelijk.

69
Q

backward - What a retarded idiot I had been again!

A

achterlijk - Wat een achterlijke idioot was ik weer geweest!

70
Q

to pity - She looks at him full of pity and complains to him.complain: One day she complains about her husband the next day her son is not virtuous.

A

beklagen - Ze kijkt hem vol medelijden aan en beklaagt hem.zich beklagen: De ene dag beklaagt zij zich over haar man de andere dag deugt haar zoon niet.

71
Q

for months - After months of absence he was suddenly back in front of us.

A

maandenlang - Na maandenlange afwezigheid stond hij ineens weer voor onze neus.

72
Q

living; alive - He is living proof that you can do anything if you just try.

A

levend - Hij is het levende bewijs dat je alles kunt als je het maar probeert.

73
Q

just now - Back in the car he missed the fun of earlier.

A

daarstraks - Terug in de auto miste hij het plezier van daarstraks.

74
Q

to digest - My brother claimed that he felt the food digesting in his stomach.

A

verteren - Mijn broer beweerde dat hij de spijzen voelde verteren in zijn maag.

75
Q

youthful - The youthful company consists of three people!

A

jeugdig - Het jeugdige gezelschap bestaat uit drie personen!

76
Q

in between - The beds were in rows with only chairs in between.

A

ertussen - De bedjes stonden in rijen met enkel stoelen ertussen.

77
Q

cook - Only a highly skilled cook can prepare the fish so that it is harmless to the eater.

A

kok - Alleen een zeer bekwaam kok kan de vis zo klaarmaken dat hij ongevaarlijk is voor de eter.

78
Q

department store - He helps her carry the paper bags with the purchases from the department store inside.

A

warenhuis - Hij helpt haar de papieren zakken met de inkopen uit het warenhuis naar binnen dragen.

79
Q

slave - I dont want to be the slave of anyone.

A

slaaf - Ik wil van niemand de slaaf zijn.

80
Q

handbag - Alice took out a spoon from her handbag and dug a hole.

A

handtas - Alice haalde uit haar handtas een lepel te voorschijn en groef een kuiltje.

81
Q

called - The male named Fons has continued to haunt me.

A

genaamd - Het mannetje genaamd Fons is mij blijven achtervolgen.

82
Q

silly - He made an asshole remark.

A

lullig - Hij maakte een lullige opmerking.

83
Q

dissatisfied - Around his mouth was a disgruntled pull.

A

ontevreden - Rond zijn mond lag een ontevreden trek.