15 april 2024 Flashcards
(50 cards)
to recognize, identify
herkennen
heeft herkend (P)
herkende (I)
Ik herkende hem meteen toen ik hem zag.
(I recognized him immediately when I saw him.)
Kun je de hoofdstad van Nederland herkennen op een kaart?
(Can you identify the capital of the Netherlands on a map?)
Ik herken de symptomen van deze ziekte.
(I recognize the symptoms of this disease.)
joke(s)
de grap(pen)
de mop(pen)
Vertel eens een grap!” (Tell a joke!)
“Ik vind zijn grappen altijd erg leuk.” (I always find his jokes very funny.)
“De grap was een beetje flauw.” (The joke was a bit lame.)
to serve up
opdienen
serveren
De ober diende de warme soep op
waiter
de ober
to dare
durven
Ik durfde echt niet in het water te springen want het was veel te koud
to throw
gooien
to notice
merken
Peter merkte vlug dat ik hem de waarheid niet vertelde
safe X dangerous
veilig X gevaarlijk=onveilig
I am safe
I am in danger
The situation is dangerous
Ik ben veilig
Ik ben in gevaar
De situatie is gevaarlijk
danger
het gevaar
delay
de vertraging
“De vlucht heeft vertraging door slecht weer.”
(The flight is delayed due to bad weather.)
“her” ile baslayan kelimeler?
Basina “her” gelen kelime “nog een keer” bir kere daha vb bir anlam alir.
herkennen (recognize)
used to
vroeger
I used to work as a programmer at Siemens
Vroeger werkte ik als programmeur bij Siemens
Frequencies
0%
10%
30%
70%
90%
100%
0% nooit
10% zelden
30% - af en toe - soms - wel eens
70% -vaak - dikwijls
90% meestal
100% altijd
Bu kelimeler her zaman verb`ten sonra gelir
Ik eet nooit konijn
What do you eat often?
What do you never eat?
what do Belgians eat every day?
Wat eet jij vaak?
Wat eet jij nooit?
Wat eten de Belgen elke dag?
formula van frequentie
Subject + Verba + Frequentie
to design
ontwerpen
neighbour countries
de buurlanden
A person from the Netherland
de Nederlander
de Hollander is niet sempatiek
packaging
de verpakking
De verpakking van het product is gemaakt van gerecycled materiaal.” (The product’s packaging is made from recycled material.)
on the keyboard
op het toetsenbord
to lift
heffen
to turn, to rotate
draaien
De molen draait in de wind.”
(The windmill turns in the wind.)
“Ik draai de knop om het licht aan te zetten.”
(I turn the knob to turn on the light.)
“
De aarde draait om de zon.”
(The Earth rotates around the sun.)
