pathologie: bloed 3 Flashcards

1
Q

wat zijn soorten stollingsstoornisesn

A

door tekort vit K
erfelijk: hemofilie A, ziekte van willebrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welk orgaan maakt stollingsfactoren aan

A

lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat als er een tekort aan vitamine K is

A

dan maakt de lever inactieve stollingsfactoren aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar wordt vitamine K geproduceert

A

darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom geven we babies extra vitamine K

A

darmflora nog niet goed genoeg ontwikkeld om vit k aan te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is hemofilie A

A

recessieve aandoening
probleem met stollingsfactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn symptomen van hemofilie A

A

ernstig: spontane bloedingen (vooral in spieren en gewrichten wat leidt tot ontstekingsreacties en acute pijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de ziekte van von willebrand

A

tekort aan de Von Willebrand-factor
adhesie bloedplaatjes afwezig (plakt niet tegen elkaar of bledovatwand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is eigenschap ziekte van von willebrand

A

pas op volwassen leeftijd gediagnosticeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn symptomen van de ziekte van von willebrand

A

makkelijk blauwe plekken,
vaak bloedneuzen,
nabloeden na tandheelkundige ingrepen,
hevige menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de behandeling voor de ziekte van von willebrand

A

medicamenteuze behandelingen en levenswijze aanpassen om verwondeningen te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DIS

A

Diffuse intravasale stolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is Diffuse intravasale stolling

A

levensbedreigende aandoening die voorkomt bij andere aandoeningen (sepsis, kanker, immuunstoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de symptomen van diffusie intravasale stolling

A

ontstaan meerdere stollingsplaatsen in het lichaam vaak met orgaanschade tot gevolg (bv lever, nieren, longen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de behandeling voor diffuse intravasale stolling

A

onderliggende oorzaak aan te pakken, bloedplaatjes toedienen en antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn afwijkingen van witte bloedcellen

A

neutropenie
eosinofilie

17
Q

wat is neutropenie

A

verminderd aantal neutrofiele leukocyten (remming vermenigvuldiging)

18
Q

wat is het gevolg van neutropenie

A

verhoogde kans op bacteriële en schimmelinfecties
ernstig: verhoogde kans op levensbedrijgende infecties -> ziekenhuisopname (isolatie) -> antibiotica

19
Q

hoe wordt neutropenie gediagnosticeerd

A

door bloed of beenmergonderzoek

20
Q

waarvan is neutropenie vaak het gevolg

A

chemotherapie en immunosuppressiva

21
Q

wat is eosinofilie

A

verhoogd aantal eosinofiele granulocyten

22
Q

hoe ontstaat eosinofilie

A

vaak reactie op infectie door parasiet (infectie gaat terug normaal)

23
Q

wat gebeurt er tijdens idiopatische hypereosinofiel syndroom

A

langdurig verhoogd aantal eosinefielen in bloed zonder oorzaak

24
Q

eigenschap idiopatische hypereosinofiel syndroom

A

meer mannen tussen 20-50j

25
Q

wat zijn gevolgen van idiopatische hypereosinofiel syndroom

A

vaak hartafwijkingen en neurologische stoornissen
hartfalen,
geleidingsstoornissen,
myocarditis

26
Q

wat is prognose van mensen met idiopatische hypereosinofiel syndroom

A

mensen sterven vaak binnen 2 jaar na diagnose

27
Q

wat is de meest voorkomende bloedziekte bij bejaarden

A

emie

28
Q

waardoor kunnen er bij ouderen afwijkingen zijn in WBC of bloedplaatjes

A

maligne tumoren

29
Q

wat zijn gevolgen van kankerbehandelingen

A

neutropenie,
trombocytopenie en ijzergebreksanemie

30
Q

waardoor krijgen ouderen gemakkelijk anemie

A

chronisch bloedverlies,
deficiente voeding,
chronische aandoeningen zoals chronische nierinsufficientie