PR 7 Flashcards

1
Q

welke straling heeft de kleinste golflengte, daarmee de grootste frequentie en de meeste fotonenergie?

A

röntgenstraling en gammastraling / ioniserende straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onder de ioniserende straling horen:

A

gamma en röntgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onder de ioniserende straling en net boven het zichtbaar licht zit het UV licht. Dit kan opgedeeld worden in:

A

UV-A (laagste frequentie): lichttherapie
UV-B: lichttherapie
UV-C (hoogste frequentie, laagste golflengte, meeste fotonenergie): wordt voornamelijk weggevangen in de atmosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de golflengte van zichtbaar licht?

A

10 tot de -6e micrometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zit er onder zichtbaar licht op het spectrum?

A

infrarood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zit er onder infrarood op het spectrum

A

MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

koppel de eigenschappen aan elkaar: hoge frequentie, doordringend vermogen, golflengte, fotonenergie

A

Lage golflengte = hoge frequentie = hoge fotonenergie = hoog doordringend vermogen

hoge golflengte = lage frequentie = minder fotonenergie = minder doordringend vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bij een CT wordt meer straling met een hogere fotonenergie gebruikt

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gammastraling wordt opgewekt door radioactief verval

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij het compton effect staat een röntgen of gammafotoon een elektron uit zijn baan. Welke twee mogelijkheden zijn er dan?

A

een foton botst met een elektron in een atoom, het elektron schiet uit zijn baan, het foton schiet een andere kant op: leidt tot strooistraling; draagt niet bij aan beeldvorming maar kan wel zorgen voor schade

het foto-elektrisch effect: een foton knikkert een elektron uit zijn baan bij een atoom, het foton wordt geabsorbeerd. Dit komt het meeste voor bij radiologische diagnostiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onder het biologisch effect van straling verstaan we de mogelijke schade die aan DNA wordt aangericht. we kunnen dit onderverdelen in biologische en stochastische effecten. Wat is het verschil?

A

stochastisch: dosis lager dan 0,1 gray. iets verhoogde kans op carcinogenese en overerfbare afwijkingne in geslachtsorganen. latentietijd! er is geen drempeldosis, met een toenemende dosis is er meer kans.

deterministisch: dosis hoger dan 1 Gy. acute verschijnselen. wel een drempeldosis! toenemende dosis is meer ernst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vanaf hoeveel fotonenergie kan straling ionisaties veroorzaken?

A

10 eV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar ligt de grens op ioniserende en niet-ioniserende straling in het spectrum?

A

Op UV-licht
UV-a en UV-b ioniseren niet (maar kunnen wel DNA beschadigen)
UV-C is wel ioniserend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onder ioniserende straling hebben we elektromagnetische straling (röntgen en gammastraling0. daarnaast kennen we ioniserende straling in de vorm van deeltjesstraling. Welke vormen vallen hier onder?

A

alfadeeltjes (helium)
betadeeltjes (elektronen)
protonen
neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doordat deeltjesstraling een massa heeft, is het ioniserend vermogen groter en heeft het een schadelijker effect. Een voordeel is dat het doordringend vermogen kleiner is, waardoor lokale bestraling een optie is

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

heliumkernen zijn alfadeeltjes

A

waar: massagetal 4 (2p, 2n)
positief geladen
sterk beschadigend
komt niet door de huid heen, gerin doordringend vermogen
weinig toegepast

17
Q

betadeeltjes zijn elektronen

A

waar:
negatief geladen
laagste massagetal
meest egbruikte vorm van radiotherapie, naast röntgen
gering doordringend vermogen

18
Q

protonen zijn positief en hebben een massagetal van 1

A

waar

19
Q

neutronen hebben een massagetal van 1 en zijn niet geladen

A

waar. er wordt nog mee geëxperimenteerd

20
Q

stralingsbronnen kunnen onderverdeeld worden in op en gesloten. wat is het verschil

A

gesloten:
opgewekt in stralingstoestel
of uitwendige stralingsbron buiten het lichaam
er is alleen bestraling als het toestel is ingeschakeld
er is geen verspreiding mogelijk

open: radioactieve stoffen, meestal vloeistof
inwendige stralinsgbron in het lichaam
bestraling gaat door totdat het uit lichaam verdwenen is
verspreiding mogelijk door morsen en excretie van patiënt

21
Q

welke vormen van straling kunnen door een open bron uitgezonden worden?

A

gammastraling
alfastraling
betastraling

22
Q

Het doordringend vermogen wordt uitgedrukt in halveringsdikte. Het is afhankelijk van energie van de straling, type weefsel dat moet worden afgebeeld en het soort straling. heeft deeltjesstraling of fotonenstraling een hogere HVD?

A

fotonenstraling

23
Q

de geabsorbeerde stralingsdosis is de in het weefsel geabsorbeerde stralingsdosis. wat is de eenheid?

A

joule/kg (gray)

24
Q

wat is het verschil tussen de geabsorbeerde stralingsdosis en de equivalente stralingsdosis?

A

de equivalente stralingsdosis is de geabsorbeerde stralingsdosis met coorectie voor het type straling.

25
Q

wat is de effectieve weefseldosis?

A

de equivalente weefseldosis gecorrigeerd voor de weefselgevoeligheid: sneldelende weefsels zijn gevoeliger voor straling en hebben een hogere effectieve weefseldosis

26
Q

welk type straling heeft de hoogste stralingsweegfactor?

A

alfastraling

röntgen het laagst

27
Q

de mate van stralingsgevoeligheid wordt uitgedrukt als weefselweegfactor. de weegfactoren van alle weefsels in het lichaam opgeteld zijn 1. wat heeft de hoogste weefselweegfactoren zijn daarmee het gevoeligst?

A

0,12: rood beenerg, colon, longen,
0,08: testikels, ovaria
0,04: blaas, lever, oesophagus, thyroïd
0,01: huid, botcellen, speekselklieren, hersenen

28
Q

hoe ontstaan twee gammafotonen bij aanhiliatie?

A

door botsing van een positron met een elektron

29
Q

Je kan nooit alleen deterministische effecten hebben. je kan wel alleen stochastische effecten hebebn (<200 mSV). Koppel het type onderzoek aan deterministisch of stochastisch

A

radiologie: alleen stochastisch
radiotherapie: vooral deterministisch
nucleaire geneeskunde diagnostiek: stochastisch
therapie; deterministisch

30
Q

het merendeel van de gemiddelde jaarlijkse stralingsbelasting van een nederlander is 2,6 mSV, waarvan 1,6 gebeurt door natuurlijke achtergrondstraling

A

waar

31
Q

kinderen zijn gevoeliger voor straling dan ouderen

A

waar

32
Q

een hoger NNH betekent een lager risico

A

waar

33
Q

toestels maken röntgenstraling, gammastraling wordt gemaakt door een gesloten bron

A

waar

34
Q

De omgekeerde kwadratenwet houdt in dat de hoeveelheid straling met het kwadraat van de afstand tot de stralingsbron afneemt

A

waar