16. bias Flashcards
(37 cards)
epidemiologische studies =
vergelijken van ziektefrequenties bij twee of meer groepen volgens een bepaald kenmerk (kenmerk = blootstelling)
(blootgestelden = degene die het kenmerk hebben)
ziektefrequenties worden op 2 manieren vergeleken :
- absolute vergelijking
- relatieve vergelijking
- > meestal associatiematen of effectmaten genoemd
absolute vergelijking =
=impact van blootstelling op gezondheid
- risico verschillen
- rate verschillen
relatieve vergelijking =
= sterkte vd causale relatie tussen blootstelling en ziekte
- risk ratio
- rate ratio
- odds ratio
de berekende maat is afhankelijk van ()5
- het studiedesign
- het type data
- het doel vd vergelijking
- absolute maten
- relatieve maten
een studie is intern valide wanneer: (3)
wanneer de volgende 3 alternatieve verklaringen kunnen worden uitgesloten:
- bias
- confounding
- random error
bias =
systematische fout die resulteert in foute of invalide schatting vd mate v associatie
confounding =
mix van effecten tussen blootstelling, ziekte en een derde variabele, confounder genaamd
random error =
toevallige fout; de waarschijnlijkheid dat het geobserveerde resultaat te wijten is aan toeval
na berekening van associatiematen: (2)
- checken interne validiteit, daarna:
2. externe validiteit (resultaten generaliseren naar andere populaties)
externe validiteit vereist controle van: (3)
- studiemethoden
- samenstelling vd studiepopulatie
- kennis vd biologische basis vd associatie
de 2 belangrijkste vormen van bias =
- selectiebias
2. informatiebias
bij welke studies is er meer bias en wat is de oorzaak hiervan?
- > bij retrospectieve studies
- > verschillen in timing
te ondernemen stappen bij evaluatie v/e studie op aanwezigheid van bias = (3)
- identificatie vd bron
- grootte of sterkte inschatten (kleine bias: weinig invloed, grote bias: grote invloed)
- richting bepalen (onderschatting of overschatting vh effect)
selectiebias =
= resulteert uit procedures gebruikt om subjecten te selecteren
- resultaat verschilt vh resultaat dat zou optreden bij alle kiesbare individuen uit de bronpopulatie
- resulteert ook uit factoren die deelname aan studie beïnvloeden
selectiebias treedt vooral op bij de volgende studiedesigns = (4)
- case-control + retrospectieve cohort
- cohort + experimenteel
- case-control
- retrospectieve cohort studie
preventieve associatie =
als de biased onder de nulwaarde ligt
positieve associatie =
als de biased boven de nulwaarde ligt
feiten over bias (5)
- alternatieve verklaring voor associatie
- meestal niet resulterend uit ‘vooringenomen’ onderzoeker
3 kan associatie trekken naar of weg van nul - hoeveelheid bias kan klein, matig or groot zijn
- bias wordt vermeden wanneer studie zorgvuldig gedesigned en uitgevoerd wordt
er zijn verschillende manieren waarop selectiebias kan optreden: (6)
- selectie v ongepaste controlegroep in case-control studies (= control selection bias)
- weigering v deelname
- non-respons
- akkoord voor deelname gerelateerd aan bloostelling en ziekte (self-selection bias)
- loss to follow-up gerelateerd aan blootstelling en ziekte
- selectie vd algemene populatie als vergelijkende groep bij beroeps- cohort studie (healthy worker effect)
control selection bias =
selectie v ongepaste controlegroep in case-control studies
- gebruik v verschillende criteria bij de cases en controls
- vermijden door identieke selectiecriteria te hanteren
non-respons =
het verschijnsel dat men van iemand in de steekproef de gewenste informatie niet krijgt (vragenlijst blijft leeg)
self-selection bias =
akkoord voor deelname gerelateerd aan blootstelling en ziekte
healthy worker effect =
= selectie vd algemene populatie als vergelijkende groep bij beroeps- cohort studie
- treedt op wanneer de personen in de studie zijn gerekruteerd uit de actieve (werkende) populatie; de resultaten niet generaliseerbaar naar de algemene populatie die ook minder gezonde personen bevat.