1A1 Flashcards

(67 cards)

1
Q

Bij het vragen om hoevaak dragerschap voorkomt, welke formules gebruik je dan

A

P + Q = 1
Q^2 x 2PQ x P^2 = 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar begin je mee? Bij de formules P + Q = 1

A

P^2 = gegeven frequentie —> P wortelen —> Q berekenen en dan 2PQ invullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies kernreceptoren

A

ligand bindings domein => hier bindt ‘molecuul’ —> receptor veranderd van vorm & wordt actief
DNA bindingsdomein => receptor bindt aan specifieke basevolgorde in het DNA
Dimezeringsdomein => binding tussen receptoren waardoor er een stevigere & specifiekere binding met het DNA ontstaat
Co activator / repressor interactie domein => activering RNA polymerase II op de promotor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies domeinen membraan receptoren

A

Hormoonbindingsdomein => bindt hormoon
Transmembraam domein => verankering receptor in membraan, kan bewegen
Transductie domein => geeft signaal door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Taken algemene transcriptie factoren

A

Promotor herkenning
Recutering RNA polymerase
Betrokken transcriptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Taken specifieke transcriptie factoren

A

Herkenning enhancer sequentie
Activering RNA polymerase
Genen met specifieke enhancers
DNA lusvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de snelheidsbepalende factor van mitochondriale ademhaling?

A

ADP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke laag in de huid bevat de meest delende cellen?

A

Stratum basale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke laag in de dunne huid, bevat de grootste hoeveelheid keratinocyten?

A

Stratum spinosum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je met zekerheid bepalen of pancreas weefsel exocrien of endocrien is

A

Als de eilandjes van langerhans aanwezig zijn, is het endocrien.
Als de afvoerbuizen eenlagig cilindrisch epitheel bevat, is het exocrien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zien de kernen van sereuze en muceuse cellen eruit?

A

Sereus = rond
Muceus = weggedrukt & plat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerk psuedomeerlagig epitheel

A

Alle cellen staan op de basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is echondraal botvorming belangrijk voor? Waar komt het uit?

A

Pijpbeengroei, kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is intramembreuze botvorming belangrijk voor? Waar komt het uit?

A

Groei platte beenderen. Embryonaal bindweefsel (mesenchym)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat valt er te zeggen over de affiniteit van de primaire en secundaire antistofresponse?

A

De secundaire antistof response heeft een hogere affiniteit voor het antigeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer kan een T- receptor cel een antigeen herkennen?

A

Als deze gebonden is aan een HLA molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zijn receptoren van het innate imuunsysteem allemaal hetzelfde

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil in de wijze van reoxidatie van cytosolair NADH via oxidatieve fosforylering tussen hartspiercellen en skeletspiercellen?

A

In de hartspiercellen komen de electronen van NADH bij transport over de mitochondriale binnenmembraam in NADH terecht. Bij skeletspiercellen is dit FADH2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom levert FADH2 minder ATP op?

A

FADH2 gaat tijdens electronentransport maar over 2 van de 3 pompen. Hierdoor wordt er minder H+ gradient opgebouwd en is er een lagere ATP opbrengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Functie merkel cellen

A

Gevoel & prikkels opvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke vormen zijn de hoofdcomponenten te vinden in bloed?

A

Cellen —> witte en rode bloedcellen
Vezels —> fibrogenen
Tussenstof —> serumcomponenten
Weefselvloeistof —> plasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurd er met het actiepotentiaal als K-kanalen langzamer open gaan?

A

Dan wordt het actiepotentiaal breder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bindt oestrodiol aan een kernreceptor of membraanreceptor?

A

Oestrodiol is een oestrogeen (en dus lipofiel) en bindt dus aan een kernreceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke structuur wordt direct geinnerveerd door preganglionaire sympatische vezels?

A

De bijnieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Welke 3 synapsen passeren prikkels
1. Hersenstam / ruggenmerg 2. Thalamus 3. Schors
26
Wat is de taak van schwan cellen?
1. Maken van myeline schedes voor axonen 2. Bescherming van ongemyelinseerde axonen
27
Hoe loopt de piramidebaan?
Primair motorische schors —> capsula interna in hersenstam —> cerebrum —> pons
28
Welk signaalmolecuul maakt het notochord
Sonic hegdehog
29
Wat ontstaat er uit de neurale lijst?
1. Perifeer zenuwstelsel 2. Dorsale ganglia 3. (Para) sympatische zenuwstelsel 4. Zenuwcellen voor darm 5. Steuncellen 6. Pigmentcellen 7. Botten & bindweefsel van hoofd-hals regio
30
Welke hoofd-hals spieren ontstaan niet uit kieuwbogen?
Oogspieren en tongspieren
31
Wat is de belangrijkste taak van de membrana interossae?
Opvangen en doorgeven van drukkrachten in de onderarm
32
Wat gebeurd er met de A en I band tijdens contractie
A blijft gelijk, I wordt smaller
33
Als je de rechter ligamentum cruciatum anterior scheurt, welke beweging is dan mogelijk
Voorwaarts schuiven van tibia tov femur
34
Door welke interacties tussen het transmembraan deel van een integraal membraaneiwit en de fosfolipid dubbellaag wordt het eiwit in het membraan vastgehouden?
door hydrofobe interacties tussen de aminozuur restgroepen en de vetzuurstaarten
35
Welke moleculen moeten het mitochondrion binnenkomen om reoxidatie van het NADH dat afkomstig is uit de citroenzuurcyclus mogelijk te maken?
adenosine difosfaat, fosfaat, waterstofion, zuurstof
36
Welk proces bepaalt hoeveel mRNA moleculen er per tijdseenheid van een eiwit-coderend gen gemaakt worden?
de initiatie van transcriptie vanaf de promotor van het gen
37
welke structuren zijn (onder andere) aanwezig in de dermis
bloedvaten, talgklieren, fibroblasten
38
wat is een van de functies van microvili?
glycocalix vasthouden
39
wat is een van de functies van chondrocyten?
ze secreteren GAG
40
wanneer staan cellulaire responsen op de voorgrond tijdens de secundaire response?
nadat micro-organismen cellen van hun gastheer zijn binnen gedrongen
40
wanneer staan cellulaire responsen op de voorgrond tijdens de secundaire response?
nadat micro-organismen cellen van hun gastheer zijn binnen gedrongen
41
wat kan je zeggen over contractiele filamenten?
dunne filamenten bestaan uit troposine en tropomine
42
welke twee bewegingen kunnen worden uitgevoerd door de biceps branchii
1. suppinatie hand 2. flexie onderarm
43
wat wordt in zijn geheel geinnerveerd door de vagus
larynx spieren
44
welk ATP producerend proces heeft de hoogste ATP opbrengst?
aerobe glycogenolyse (vetzuur verbranding)
45
welk ATP producerend proces duurt het langste?
vetzuurverbranding
46
wat is het snelste proces van ATP productie?
creantinefosfokinase
47
proces van binding ligand kernreceptor tot activatie mRNA productie
1. ligand bindt aan kernreceptor 2. ligand wordt van cytoplasma naar kernreceptor gebracht 3. bindingen van dimeerdomeinen aan specifieke DNA volgorde 4. contact promotor en enhancer door lus vorming 5. activatie RNA polymerase II
48
belangrijkste functie actine filamenten
beweging van cellen
49
welke twee type cellen liggen in het stratum spinosum
keratinocyten en langerhans cellen
50
zijn er talgklieren aanwezig in de dikke huid
nee
51
Bij HE kleuring, hoe zie je of het endo of exocriene klieren zijn
endocrien kleurt 'witter' aan
52
welke stof is onderdeel van de grondsubstantie in bloed?
immunoglobine
53
hoe heten de cellen die voor de proliferatie zorgen bij echondrale verbening
chondoblasten
54
in welk deel van het ruggenmerg ontspring sympatische pre ganglion vezels
thoracaal en lumbaal
55
welke structuur heeft een sterke directe controle over het gehele autonome zenuwstelsel?
hypothalamus
56
wat is een collateraal?
aftakking axon
57
taak van astrocyt
transport tussen bloed en cellen
58
taak van oligendrocyt
vorming myeline voor axonen in CZS, isolatie & snelle overdracht impuls
59
taak van ependymale cel
productie liqour
60
taak van schwann cel
myeline productie voor axonen in PZS
61
satelliet cellen
reguleren chemisch huishouden in PZS
62
welk type neuron ligt anatomisch gezien niet in en CZS en PZS
parasympatische ganglion cellen
63
sensitiviteit berekenen in A t/m I tabel
A/G
64
specitifiteit berekenen in A t/m I tabel
E/H
65
welke structuur ontstaat als eerste uit een embryonale structuur
dooierzak
66
waaruit ontstaan somieten
de primitiefstreek