1B2 Flashcards

(33 cards)

1
Q

wat kan je niet concluderen uit een flow-volume curve?

A

restrictie (inhoud longen kleiner dan normaal) –> kan je niet beoordelen want het is een statisch volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat heeft invloed op de normaalwaarde?

A

lengte, leeftijd, geslacht en etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke onderdelen van de wet van fick worden gebruikt om de diffussie capaciteit te meten?

A

opp. membraam, diffusie constante & dikte membraam
( er zit geen volume in deze wet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een onderbreking van waar in de pons is apneusis het gevolg?

A

midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de nieuwste groep geneesmiddelen bij astma

A

interleukine antilichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is bij inspanningsastma de eerste medicamenteuze stap voor behandelen

A

als het nodig is: lage dosis ICS voor het sporten en zo nodig vaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarvoor staat het opp. A2 in een dynamische compliantiemeting?

A

A2 = stromingsarbeid bij uitademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar staat het opp. A1, A2 en A3 samen voor in een dynamische compliantiemeting?

A

totale ademarbeid tijdens inademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

in welke vorm komt arbeid vrij tijdens het uitademen

A

elektrische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom bindt CO veel steviger aan hemoglobine dan O2?

A

CO is kleiner dan O2, hierdoor ondervindt het MINDER sterische hindering bij binding aan Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waaraan bindt CO zich in hemoglobine

A

Aan ijzer in ferro-vorm, in de heemgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoog affiniteit - lage capaciteit systeem (type transporter, SGLT1)
- hoe werkt deze
- waar zit ie

A

2x natrium met 1 glucose
laatste deel proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoog capaciteit - lage affiniteit systeem (type transporter, SGLT2)
- hoe werkt deze
- waar zit ie

A

1x natrium met 1 glucose
eerste deel proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie pontiene mictiecentrum

A
  • Coordinatie van de spieren
  • Disingergie/discoordinatie: sphincter werkt in de meeste gevallen tegen, relaxeert niet maximaal  vernauwing onder blaas  blaasfunctiestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functie sacrale mictiecentrum

A
  • versterking signalen en betere scheiding van signalen tot n. pudendus en n. plexicus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie corticale mictiecentrum

A
  • juiste timing van plassen (plassen bewust ophouden)
  • Bij patienten met hersenbloeding, vaak geen juiste timing
17
Q

welke stof verloopt de proximale reabsorptie vooral paracellulair?

18
Q

wat is de rol van ureum reabsorptie in de verzamelbuis?

A

beperken urine productie

19
Q

op welke 3 plaatsen is contrast vloeistof te zien bij een mictiecystogram van urinewegen en nieren?

A
  1. blaas
  2. urether
  3. nierbekken
20
Q

Welk deel is verbreed bij een vesico-urethrale reflux graad V?

21
Q

welke afwijking vertoont de nierbekken bij vesico-urethrale reflux graad V?

A

fors uitgezet

22
Q

waarom kan een metabole alkalose niet volledig respiratoir worden gecompenseerd?

A

de vermindering van de ademhaling wordt tegengewerkt door verlaging van PaO2

23
Q

waarom kan een metabole alkalose niet volledig respiratoir worden gecompenseerd?

A

de vermindering van de ademhaling wordt tegengewerkt door verlaging van PaO2

24
Q

waarom kan je van drop een hoge bloeddruk met hypokaliemie ontwikkelen?

A

drop geeft cortisol een mineralocorticoide werking

25
wat is het gevolg van hyponatriemie door ADH op extracelluliar compartiment?
er is een volume toename, de hoeveelheid natrium blijft gelijk maar er is een afname in de concentratie natrium
26
wat is het gevolg van hyponatriemie door ADH op intracellulair compartiment?
er is een volume toename, de hoeveelheid natrium blijft gelijk maar er is een afname in de concentratie natrium
27
heeft de GFR invloed op urineproductie
nee
28
welk hormoon zorgt voor vasoconstrictie efferent van glomerulus
Ag II
29
welk type collageen in glomerulaire basaalmembraam?
type IV
30
waar bevinden zich de receptoren voor renine
macula densa
31
waar bevinden zich de receptoren voor ANP
atria
32
waar bevinden zich de receptoren voor de sympaticus
aortaboog en sinus caroticus
33
waar bevinden zich de receptoren voor ADH
hypothalamus