1b3 Flashcards

(298 cards)

1
Q

Waardoor wordt de hartslag gereguleerd?

A

parasympatisch door de nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 soorten tachycardie?

A

accelerated automacity
getriggerde activiteit
re-entry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe werkt een tachycardie door accelerated automacity?

A

lagere depolarisatie drempel > snellere depolarisatie > hogere hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe werkt een tachycardie door getriggerde activiteit?

A

calcium influx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werkt een tachycardie door re-entry?

A

de stroom draait rond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er sprake van een bradycardie?

A

bij een hartslag onder de 60 slagen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een sinus arrest/pause?

A

het duurt langer voor de volgende p-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een sinus knoop exit block?

A

de prikkel van de sinusknoop stopt, 1 slag mist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het beter? een sinus arrest of een sinus knoop exit block?

A

sinus knoop exit block

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een 1e graad AV block?

A

hartslag duurt langer maar is verder normaal, dit is fysiologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een tweede graad AV block type 2?

A

pr tijd verlengt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een tweede graad AV block type 1?

A

pr tijd verlengt wel (fysiologisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een derde graad AV block?

A

geen relatie tussen p toppen en qrs complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een hogere graad AV block?

A

meer dan 1 p top wordt niet gevolgd door een qrs complex, er is wel een relatie tussen p toppen en qrs conplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een junctional ritme?

A
  • Veroorzaakt door de av knoop
  • Geen p toppen
  • Ritme 40-60
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een ventriculair ritme?

A

30-35 /min
/\
/ \ /
\/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een ventriculaire tachycardie?

A

kwaadaardig meestal breedcomplex tachycardie >/=120 ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een supraventriculaire tachycardie?

A

goedaardig meestal Smalcomplex tachicardie < 120ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet een fysiologische tachycardie?

A

sinus tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een atriale tachycardie?

A
  • Plots begin en einde
  • Versnelde automaticiteit
  • P-top veranderd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een multifocaal atriale tachycardie?

A

p toppen zijn chaotisch en komt vaak voor icm andere ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een boezem flutter?

A

stroom draait rond
/\
/\/ \/\
je ziet fluttergolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kan je een boezemflutter zichtbaar maken?

A

dmv carotis massage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de meest voorkomende tachycardie?

A

AV knoop re-entry tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een AV knoop re-entry tachycardie?
- Snel en langzaam weggetje van boezem naar kamer (opzich niet pathologisch) - Geen evidente p- toppen
26
Wat is een AV re-entry tachycardie?
- Bypass over fibrotische klepring - Ontwijkt de av knoop - Accessory pathway - Skihelling bij qrs complex - Geen ruimte tussen p-top en qrs complex
27
Wat is boezem fibrileren?
geen P toppen, wel 'F-waves' Geen coördinatie van boezem contractie
28
Wat zijn symptomen van boezem fibrileren?
30% asymptomatisch palpitaties dyspnoe pob verminderde inspanningstolerantie algeheel onwelbevinden vermoeidheid
29
Waarop geeft boezem fibrileren een verhoogd risico?
CVA
30
Waarvoor is de CHA2DS2-VASc score?
het risico op CVA
31
Waarvoor is de HAS-BLED score?
risico op bloedingen
32
Wat is een ventriculaire tachycardie?
lijkt op een sinus grafiek, kan zichzelf herstellen
33
Wat is ventrikel fibrileren?
random kringeltjes
34
Wat is de meest voorkomende oorzaak van een bradycardie?
medicatie
35
Welke diagnostiek bij ritme stoornis?
- Fiets ergometrie bij inspannings afhankelijk - Holter - Event recorder of implantable loop recorder bij zelden een aanval - Tilt table test bij orthostatische hypotensie
36
Waarmee moet je rekening houden bij de diagnostiek van een hartritme stoornis?
het gebeurt niet in de 15 min van een consult
37
Waarom geen atropine bij sinus bradycardie?
injectie iedere 24 uur
38
wat is de behandeling van een 3e graad of 2e graad type II AV block?
pacemaker
39
Hoe stel je de diagnose afwijkende hartkleppen?
dmv een echo
40
Welk soort belasting wordt veroorzaakt door klep stenose?
drukbelasting
41
Wat gebeurd er met het hart bij aortaklepstenose?
linker ventrikel wand verdikt
42
Wat gebeurd er met het hart bij mitralisklepstenose?
linker atrium verdikt en vergroot
43
Wat gebeurd er met het hart bij pulmonalisklepstenose?
rechter ventrikel wand verdikt
44
Wat gebeurd er met het hart bij tricuspidalisklepstenose?
rechter atrium verdikt en vergroot
45
Wat zijn risicofactoren voor aortaklepstenose?
na streptocoken (reumatisch), bicuspide klep (aangeboren), verkalking (degeneratief)
46
Welke diagnostiek bij aortaklepstenose?
o Doppler v max (ook afhankelijk van slagvollume) o Berekend klep oppervlakte o Anatomisch klepoppervlak
47
Wat zijn de symptomen van aortaklepstenose?
o Hartfalen o Angina pectoris o Duizeligheid bij inspanning
48
Wanneer behandelindicatie voor aortaklepstenose?
o Klachten o Grote operatie o Echo geeft aanwijzingen voor lv decompensatie
49
Wat zijn behandelingen voor aortaklepstenose?
synthetische/organische klep stent
50
Wat is het nadeel van een organische klep?
korte levensduur
51
Wat is het voordeel voor een stent ter behandeling van aortaklepstenose?
het is een kleinere ingreep dan een klepvervanging
52
Wat zijn oorzaken van mitralisklepstenose?
calcificatie (degeneratief), na streptocokken (reumatisch)
53
Wie heeft een grote kans om mitralisklepstenose te krijgen na streptocokken?
jonge vrouwen van een niet westerse afkomst
54
Wat zijn de symptomen van mitralisklepstenose?
- Hartfalen - Palpitaties - Thrombo embolie
55
Wat zijn indicaties voor behandeling van mitralisklepstenose?
- Klachten - Decompensatie risico - Groot risico op embolien
56
Wat is de behandeling van mitralisklepstenose?
baloneren anders klep vervanging
57
Welke belasting wordt veroorzaakt door klepinsufficientie?
volume belasting
58
Wat zijn symptomen van mitralisklepinsufficientie?
o Hartfalen o Palpitaties o Thrombo embolie o Chorda ruptuur (endocarditis) o Papilairspier ruptuur (hartinfarct)
59
Wat zijn oorzaken van mitralisklepinsufficientie?
- Zwak steunweefsel - Stapeling (barlow) - Secundair (door dilatatie)
60
Wat zijn behandelindicaties voor mitralisklepinsuffiecientie?
o Klachten o Decompensatie risico o Groot risico op embolien
61
Wat is de behandeling voor mitralisklepinsufficientie?
mitraalclip
62
Wat zijn symptomen van aortaklepinsufficientie?
o Hartfalen o Zelden; palpitaties of angina pectoris o Bewegende uvula o Schuddend hoofd (muller) lage diastolische druk
63
Wat is de behandel indicatie van aortaklep insufficientie?
o Klachten o Echo lv decompensatie o Vergrote aorta
64
Wat zijn de meest voorkomende aangeboren hartafwijkingen?
ventrikelseptumdefect (34%) atriumseptumdefect (13%) open ductus arteriosus (ductus botalli) (10%) tetralogie van Fallot (5%) transpositie van de grote arterien
65
Wat zijn de gevolgen van een ventrikel septum defect?
- Linkerventrikel falen - Onderontwikkelde rechter ventrikel - Pulmonale hypertensie - Vaak bij de geboorte ontdekt
66
Wat zijn de gevolgen van een atrium septum defect?
- Rechter ventrikel falen - Pulmonale hypertensie - Meestal pas op volwassen leeftijd ontdekt
67
Wat is de ductus botalli?
het is een gang tussen de pulmonaalarterie en de aorta het is nodig voor de foetale circulatie en sluit meestal spontaan bij de geboorte
68
Wat is het gevolg van een open ductus botalli?
links rechts shunt volume belasting linker ventrikel
69
Wat is een Coarctatio aortae ?
vernauwing van de aorta, meestal bij de ductus botalli
70
Wat zijn de gevolgen van een Coarctatio aortae?
- Hypertensie bovenste lichaanshelft - Onvoldoende perfusie onderste lichaamshelft > collateralen
71
Wat is een tetralogie van fallot?
ventrikelseptumdefect, overrijdende aorta, pulmonalis stenose, rechter ventrikel hypertrofie
72
Hoe vind overleving plaats bij een transpositie van de grote arterien?
door foramen ovale of open ductus
73
Wat is een behandeling voor transpositie van de grote arterien?
Rashkind atrioseptostomie > septum openhouden
74
Wat zijn de voordelen van een levende nier donor?
- Planbaar - Betere overleving (door kortere koude ischemie tijd) - Mogelijk om moeilijk te behandelen patienten te behandelen - Betere kwaliteit
75
Wat zijn complicaties van niertransplantatie?
trombose bloeing infectie lekkage/stenose van de urine leider bijwerkingen van medicijnen
76
Wat is kenmerkend voor tubulaire proteinurie?
laag moleculaire eiwitten (wel filtratie door de glomerulus)
77
Wat is overflow proteinurie?
de reabsorbtie capaciteit van de proximale tubulus schiet tekort bij grote hoeveelheid laag moleculaire eiwitten
78
Bij welke ziekte processen ontstaat overflow proteinurie?
mutliple myeloom AML in vivo hemolyse rhabdomyolyses
79
Welk soort nierinsufficientie is altijd renaal?
chronische nierinsufficientie
80
Wat is de Jaffe methode voor creatinine klaring?
kleur bepaald de mate van concentratie er zijn veel interferenties
81
welke bepaling wordt nu voor kreatinine gebruikt?
enzymatische bepaling
82
Wat kan een verlaagd creatinine opleveren?
lage spiermassa malnutritie interferrentie door bilirubine
83
Wat kan een verhoogd creatinine opleveren?
nierinsufficientie hoge spiermassa creatinine supplementen, anabole steroiden dieet met veel vlees spierafbraak hoge koorts
84
Waardoor wordt de nierfunctie overschat bij een slechte nierfunctie?
doordat er tubulaire secretie gaat optreden
85
op welke oorzaak wijst isomorfe hematurie?
een oorzaak in de blaas
86
Op wat voor oorzaak wijst dismorfe hematurie?
een oorzaak in de nieren
87
Komt microscopische hematurie vaak voor?
ja, het is vaak een toevalsbevinding
88
Wanneer moet je denken aan een nefrologische oorzaak voor hematurie?
bij microscopische hematurie vooral bij ; hypertensie, proteinurie, nierfunctie stoornissen
89
Wat zijn symptomen van igA nefropathie?
hematurie en proteinurie
90
Wat is igA nefropathie?
IgA in het mesangium
91
Wat is de behandeling van IgA nefropathie?
immuunsupressie
92
Waar komt IgA nefropathie vaak voor?
in aziatische landen
93
Wanneer krijg je IgA nefropathie?
na keelontsteking
94
Wat hebben dragers van het gen voor het syndroom van alport?
thin membrane disease
95
Wat is het syndroom van alport?
COL4a nefropathie
96
Hoe wordt het syndroom van alport overgedragen?
x-recessief
97
Wat zijn symptomen van het syndroom van alport?
problemen met de trilgeleiding in het oor dikker en doorlaatbaarder basaal membraan
98
Wat is meestal de oorzaak van macroscopische hematurie?
urologisch
99
Welke diagnostiek bij macroscopische hematurie?
- Echo bij ‘gezonde’ mensen, ct of uretheroscopie bij zieken (>40)
100
Wat zijn oorzaken van macroscopische hematurie?
tumoren trauma ontstekingen stenen stollingsstoornissen lichamelijke inspanning aangeboren afwijkingen
101
Hoe vind je een urologische tumor?
o Echo/ct/mri/ Urethrostoscopie
102
Hoe vind je een niersteen?
met een echo (of rontgen/CT)
103
Wat veroorzaakt nefrotisch syndroom?
lekage van de glomulaire filtratie bariere door immuuncomplexen onder de podocyt/onder het epitheel
104
Wat voor proteinurie treedt op bij nefrotisch syndroom?
>3.5 gram per dag/per 10 mmol creat vooral albumine
105
Wat is de behandeling voor nefrotisch syndroom?
ace remmers
106
Wat zijn de symptomen van nefrotisch syndroom?
oedeem hyperlipaemie langzame achteruitgang van de nieren
107
Wat zie je bij microscopie van minimal change nefropathie?
niks
108
Wat is minimal change nefropathie?
nefrotisch syndroom stoornis bij ladinsselectiviteit simplificatie van de podocyten
109
Wat is de behandeling van minimal change nefropathie?
prednison en ace remmers
110
Wat is een nadeel van prednison bij kinderen?
groeistoornissen
111
Waarin kan minimal change nefropathie overgaan?
focale sclerose
112
Wie heeft minimal change nefropathie?
kinderen
113
Welk eiwit zie je vooral bij minimal change nefropathie?
albumine
114
Wat is focale segmentale glomerulosclerose?
nefrotisch syndroom, litteken weefsel in de glomerulus
115
Wat is het verschil tussen focale segementale glomerulosclerose en minimal change nefropathie?
focale segmentale glomerulosclerose heeft een slechtere prognose
116
Hoe ontstaat focale segmentale glomerulosclerose?
primair of secundair, kan genetisch zijn (syndroom van alport, thin membrane disease, COL4a)
117
Wat is membraneuze glomerulopathie?
nefrotisch syndroom, subepitheliale depositie van immuuncomplexen > kapotte podocyten
118
Wat is de behandling voor anti-gbm?
prednison, plasmawisseling, dialyse, ace-remmers
119
Wat is anti-GBM?
nefrotisch syndroom, imuuncomplexen tegen col4 op het basaalmembraan
120
Wat veroorzaakt nefritisch syndroom?
ontsteking, immuuncomplexen onder het endotheel
121
Wat zijn symptomen van nefritisch syndroom?
proliferatie van epitheelcellen oedeem hypertensie snelle achteruitgang van de nierfunctie
122
Wat zie je aan de urine bij nefritisch syndroom?
witte en rode bloedcellen erytrocyten cylinder minder urine, oligurie <3 gram proteinurie per dag
123
Waarbij zie je rode en witte bloedcellen in de urine?
nefritisch syndroom blaasontsteking
124
Wanneer krijg je poststreptokokken nefritis?
8-12 dagen na een keelontsteking
125
Wie krijgt poststreptokokken nefritis?
vooral kinderen
126
Wat is de prognose van poststreptokokken nefritis?
het gaat vanzelf over
127
Wat is anca/granulomateuze poliangitis (GPA)?
nefritisch syndroom, antistoffen tegen cytoplasma van witte bloedcellen (geen antistoffen te zien in de nier) vaatontsteking, ook afwijkingen in de huid
128
Wat is lupus nefritis?
zeldzame chronische autoimmuunziekte
129
Wie krijgt lupus nefritis?
vooral jongere vrouwen
130
Wat voor klachten geeft lupus nefritis?
het lijkt overal op en kan afhankelijk van waar de immuuncomplexen neerslaan nefrotisch of nefritisch zijn
131
Wat is een andere naam voor anti-gbm nefritis?
syndroom van goodpasture
132
Welke symptomen bij het syndroom van goodpasture?
longklachten
133
Wat is het verschil tussen CVA en encefalopathie?
een CVA is acuut terwijl een encefalopathie subacuut is bij encefalopathie is ook renopathie een een encefalopathie is secundair aan hoge bloeddruk, bloeddruk verlaging geeft verbetering bij een CVA is focale neurologische uitval terwijl het bij een encefalopathie diffuus is
134
Welke plaats in de normale filtratie barrière is het belangrijkste voor de ladingsselectiviteit?
het endotheel
135
Wat kan je aan de nier zien met een echo?
dilatiatie, grootte, nierstenen
136
Wat zijn de kenmerkende afwijkingen bij electronen microscopie voor membraneuze glomerulopathie?
Deposities in de GBM subepitheliaal
137
Welke aandoening is met name geassosieerd met lupus?
membraneuze glomerulopathie
138
wat zijn synoniemen van nefritisch syndroom?
crescentische glomerulonefritis / vasculitis
139
Wat zijn sterke risicofactoren voor een longembolie?
fractuur onderste extremiteit heup/knie vervanging hartinfarct (<3 maanden) dvt
140
Wat zijn matige risicofactoren voor een longembolie?
postpartum infectie/pneumonie maligniteit
141
Wat zijn zwakke risicofactoren voor longembolie?
bedrust > 3 dagen DM hypertensie obestias
142
Hoe toon je een longembolie aan?
CT
143
Wat zijn de years items?
klinische tekenen van trombose been hemoptoe longembolie meest waarschijnlijke diagnose
144
Bij welke D-dimeer hoef je geen CT te doen om een longembolie uit te sluiten als er geen years items zijn?
<1 mg/L
145
Bij welke D-dimeer hoef je geen CT te doen om een longembolie uit te sluiten als er wel years items zijn?
<0,5 mg/L
146
Hoe lang duurt de behandeling voor een embolie bij een voorbijgaande risicofactor?
3 maanden
147
Hoelang duurt de behandeling voor longembolie bij een maligniteit?
minstens 6 maanden (LMWH of DOAC)
148
hoelang duurt de behandeling voor een idiopathische longembolie?
minstens 3 maanden
149
wanneer levenslang behandeling voor longembolie?
bij recidief of levensbedreigend longembolie
150
Wat is de behandeling voor longembolie?
antistolling/bloedverdunners (deze lossen het stolsel niet op)
151
Wanneer is trombolyse geindiceerd bij een longembolie?
shock hele lage bloeddruk
152
Wat is het risico van trombolyse?
bloeding
153
Wat is het plan B als trombolyse niet mogelijk is?
katheter fragmentatie
154
Wat is de behandeling van een chronische longembolie?
opperatie of dotter
155
Watvoor onderzoek in de folowup van een longembolie?
CT / perfussie scan (meest gevoelig)
156
Hoe heten de klachten die mensen ne een longembolie over kunnen houden?
Chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie
157
Wat zijn risicofactoren voor een aneurysma?
roken man leeftijd hypertensie hyperlipidemie familiair COPD
158
Welke soort aneurysma zijn er?
fusiform en sacculair
159
Wat is een pseudoaneurysma?
een bloeding
160
Welk soort aneurysma komt het meest voor?
fusiform
161
Welk soort aneurysma kan worden veroorzaakt door athero sclerose?
sacculair
162
Hoeveel groeit een aneurysma per jaar?
dit verschilt per persoon, meestal 5 mm/jaar bij een aneurysma van meer dan 5 cm
163
Bij welke grootte is er een behandel indicatie voor een anneurysma?
5 cm bij een vrouw, 5,5 cm bij een man
164
is het ruptuur risico van een aneurysma groter bij mannen of vrouwen?
vrouwen
165
is het ruptuur risico van een aneurysma groter bij mannen of vrouwen?
vrouwen
166
Wat is de overleving van een acuut aneurysma?
50% haalt het ziekenhuis niet 50% sterft op de operatie tafel
167
Wat zijn symptomen van een acuut aneurysma?
pijn epigastrio pijn straalt uit naar de rug misselijkheid/ braken zweten hoge pols lage bloeddruk
168
Wat is permissieve hypotensie bij een anneurysma?
de hypotensie voorkomt een ruptuur
169
Wanneer kies je voor een open repair bij een aneurysma?
bij asymptomatisch is het op lange termijn beter
170
Hoeveel litteken breuken na operatie anneurysma?
50% in 5 jaar
171
Waarom hebben veel mensen een littekenbreuk na de operatie van een aneurysma?
slecht bindweefsel
172
Wat zijn de voordelen van een open repair bij een aneurysma?
altijd mogelijk beter op lange termijn bij een asymptomatisch aneurysma
173
Wat zijn nadelen van open repair van een aneurysma?
4 uur aortaklem litteken risico op nierinsufficientie
174
Wat zijn nadelen van EVAR?
het kan alleen als de stent past, er een gezond stuk aorta onder de nier is en een gezond stuk iliaca aan beide kanten is contrast middel
175
Wat zijn voordelen van EVAR?
het kan percutaan lokale anesthesie minimaal invasief
176
Wat gebeurdt er met het formaat van een aneurysma bij EVAR?
Aneurysma krimpt vaak, krimt vaker niet, wordt soms groter (nieuw probleem)
177
Hoelang mogen nieren warme ischemie hebben?
30 min
178
Waarvan is het operatierisico van een aneurysma afhankelijk?
type operatie (EVAR of open) leeftijd geslacht comorbiditeit (myocardinfarct, COPD, nierinsufficientie)
179
Wat zijn complicaties van een operatie aan een aneurysma?
myocardinfarct pneumonie bloeding nierfunctiestoornissen
180
Waar zie je IgA bij IgA nefropathie?
in een vlekkig patroon in het mesangium
181
Wat is de ziekte van berger?
IgA nefropathie
182
Zijn alle veelvoorkomende nierstenen te zien op CT?
Nee
183
bij welk soort orgaan donatie van een overleden donor is de bloedsomloop nog intact?
donatie na hersendood
184
waarnaar kijkt eurotransplant?
- Dichtstbij - Aantal jaren aan dialyse - Best passend
185
Waardoor kan een man vaak geen orgaan aan zijn partner doneren?
omdat tijdens de bevalling antistoffen worden gemaakt
186
Wat zijn complicaties van immunosuppressica?
infecties kanker hvz nierschade
187
Wat zijn complicaties van de ingreep van een niertransplantatie?
trombose bloeding infectie lekkage / stenose urineleider
188
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van prednison?
hypertensie meer haargroei suikerziekte verhoogd cholestrol spierzwakte overgewicht / dik gezicht
189
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van tacrolimus?
hoge bloeddruk minder haargroei suikerziekte nierbeschadiging zenuwprikkeling verhoogd cholestrol
190
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van MMF?
buikklachten en spierzwakte
191
Welke bijwerkingen komen bij zowel prednison als tacrolimus voor?
hoge bloeddruk suikerziekte verhoogd cholesterol
192
Welke bijwerkingen komen bij prednison voor en niet voor tacrolimus?
haargroei spierzwakte overgewicht dik gezicht
193
Welke bijwerkingen komen bij tacrolimus voor maar niet bij prednison?
nierschade zenuwprikeling verminderde haargroei
194
Welke virussen zijn belangrijk na transplantatie?
cytomegalovirus epstein barr sars cov
195
Waardoor ontstaan tumoren bij transplantatie?
door infecties, door immuunsupressiva
196
Welk soort kanker ontstaat vaak na niertransplantatie?
posttransplantation lymfoproliferative disease
197
Wat is de behandeling van posttransplantation lymfoproliferative disease?
anti- B cel, vooral rituximab chemo afbouwen immunosupressiva
198
Aan welke arterie zit een normale nier?
renale arterie
199
Aan welke arterie zit een getransplanteerde nier?
arteria iliaca
200
Wat veroorzaakt pre renale nierinsufficientie?
verminderde perfusie (hypotensie of NSAID, constrictie afferente arterie, ACE dilatatie van de efferente arterie)
201
Wat veroorzaakt post renale nierinsufficientie?
obstructie na de nier
202
Wat doet het juxtaglomerulaire apparaat in de nier?
meet bloeddruk en produceert renine
203
Waardoor wordt calcitrol geactiveert?
Vit D3 (vetoplosbaar)
204
Wat doet calcitrol?
stimuleert calciumopname calcium terugresorbtie stimuleert osteoclasten remt osteoblasten
205
Wat is het effect van een lage GFR op het serum fosfaat?
dat gaat omhoog
206
Wat is het effect van een lage GFR op het serum calcium?
dat gaat omlaag
207
Wat gebeurt er als het serum calcium laag is en fosfaat hoog?
schildklier produceert PTH
208
Wat doet PTH?
activeert carcitrol
209
Wat zijn de glomulaire epitheel cellen?
podocyten
210
Wat doen peritubulaire fibroblasten?
produceren EPO
211
Waar liggen peritubulaire fibroblasten?
tussen het basaalmembraan en het epitheel
212
Wat is de anion gap?
Na+ - HCO3- - Cl-
213
Wat zijn symptomen van chronische nierinsufficientie?
moeheid verminderde inspanningstolerantie dikke voeten jeuk misselijkheid hoofdpijn
214
Wat zie je bij lichamelijk onderzoek bij nierinsufficientie?
hypertensie krabeffecten, blauwe plekken groot hart soms; pigmentatie, oedeem, pericardwrijven
215
Wat zie je bij lab van nierinsufficientie?
gestegen ureum en creat laag Hb laag calcium, hoog fosfaat verhoogd PTH hoog urinezuur hoog kalium normaal natrium
216
Wat is ondersteunende behandeling voor chronische nier insufficientie?
dieet (na- ,k- , eiwit- , fosfaat- , vocht- beperking) EPO fosfaatbinders vit D kalium binders antihypertensiva bicarbonaat
217
Welke soort nierfunctie vervangende behandelingen zijn er?
hemodialyse peritoneaal dialyse niertransplantatie
218
Van welke mechanismen wordt gebruik gemaakt bij hemodialyse?
difussie, osmose, convectie
219
Wat zijn de nadelen van hemodialyse?
kost veel tijd dieet beperkingen bloeddruk verlagende medicatie (hypotensie) medicatie hogere morbiditeit en mortaliteit dan transplantatie
220
Hoe wordt hemodialyse vericht?
via een cimino fistel, een kunstmatige shunt bijvoorkeur in de vena cephalica
221
In welke vene maak je geen cimino fistel?
vena subclavia, dit geeft een risico op decompensatio cordia
222
Hoe voer je hemodialyse uit als een cimino fistel geen optie is?
veneuze katheter in de vena jugularis (voorkeur), subclavia of in de lies
223
Wat is het risico van hemodialyse via een veneuze katheter?
risico op trombose
224
Wat zijn complicaties van buikbliesdialyse?
ontstekingen
225
Welke stof geef je bij dialyse terug aan de nier?
bicarbonaat
226
Waar wordt bij peritoneale dialyse de dialysevloeistof ingebracht?
tussen pariataal en visceraal peritoneum
227
Welke stoffen zitten in de dialyse vloeistof?
glucose, natrium, bicarbonaat
228
Wat is Autosomaal dominante polycystische nierziekte (ADPKD)?
- PKD2 genafwijking - uitstulpingen van de tubulus die zichzelf vergroten - epitheelcel zit binnenste buiten en doet secretie - stoornis aan cilium
229
Bij wie komt Autosomaal dominante polycystische nierziekte (ADPKD) voor?
mensen rond de 60
230
Wat is de behandeling voor polycystitische nierziekte?
vasopressine receptor antagonist
231
Wat is een complicatie van polycustitische nierziekte?
microaneurysmata in de hersencirculatie
232
welke vorm van polycystische nierziekte komt bij kinderen voor?
autosomaal recessief
233
Wat zijn nefrologische oorzaken van hematurie?
IgA nefropathie thin membrane disease ziekte van alport
234
Welke polycystitische nierziekte komt het vaakst voor?
autosomaal dominant
235
Wat zijn gevolgen van tubulaire afwijkingen?
verminderde GFR glucosurie, fosfaturie distale renale tubulaire acidose tubularie proteinurie < 3,5 gram per dag polyurie natrium verlies hyperkaliemie
236
Waardoor wordt bartter syndroom veroorzaakt?
een afwijking van de Na, K, Cl transporter in de lis van henle
237
Welke medicijn veroorzaakt dezelfde effecten als bartter syndroom?
lisdiuretica
238
Wat is gitelman syndroom?
een afwijking van de Na, Cl transporter in de distale tubulus
239
Welk medicijn geeft hetzelfde effect als gitelman syndroom?
thiazide diuretica
240
Wat is liddle syndroom?
een afwijking van het epitheliale natrium kanaal
241
Wat is nefrogene diabetes insipidus?
- erfelijke afwijking van het water transport - mutatie van vasopressine receptor of aquaporine 2 of veroorzaakt door lithium
242
Hoe wordt nefrogene diabetes insipidus overgedragen?
X recessief
243
Welke symptomen bij nephrogene diabetes insipidus?
polyurie
244
Wat is acute tubulointerstitiele nefritis?
ischeie door prerenale factor
245
Wat is de behandeling voor acute tubulointerstitiele nefritis?
tijdelijk niervervangende therapie, gaat vanzelf over nierbiopt is niet nodig
246
Wat zijn symptomen van acute tubulointerstitiele nefritis?
exantheem, huidafwijking
247
Waardoor wordt acute tubulointerstitiele nefritis vaak veroorzaakt?
door allergie of medicatie
248
Wat is analgetica nefropathie?
chronische reactie op medicijnen
249
Waarop lijkt balkan nefropathie?
analgetica nefropathie
250
Waardoor wordt balkan nefropathie veroorzaakt?
thee, aristoteliszuur
251
Wat is een complicatie van balkan nefropathie?
blaaskanker
252
Wat is de normale urine concentratie?
40-1200 mosmol/L
253
Wat is het effect van sikkelcelziekte op de nier?
stoort het concentratie vermogen van de tubulus
254
Waarop wijzen squeeks?
bronchiolitis (bij een EAA)
255
wat is de behandeling voor een pneumothorax?
thorax drain Pleurodese met talk VATS met pleurectomie
256
Wat is een normale Ph van het bloed?
7,35 - 7,45
257
Wat is een normaal pCO2 van het bloed?
47-6,4 kPa (35-48 mm Hg)
258
Wat is een normaal pO2 van het bloed?
10,0 -13,3 kPa (75-100 mm Hg)
259
Wat is een normaal bicarbonaat in het bloed?
22-29 mmol/L
260
Wat is een normale anion gap?
-3 tot +3 mmol/L
261
Wat is type 1 respiratoire insufficientie?
partiele insufficientie; longfalen (paO2 gedaald)
262
Wat zijn oorzaken van type 1 respiratoire insufficientie?
- Lage zuurstof druk in omgeving - Hypoventilatie (vb slaap abneu) - Ventilatie-perfusie stoornis - Diffusiestoornis Verdikking van de alveolo-capillaire membraan Verkleining diffusieoppervlak
263
Wat is een shunt?
perfussie zonder ventilatie
264
Wat is dode ruimte?
ventilatie zonder perfusie
265
Welk soort compensatie gaat snel?
respiratoire compensatie
266
Welke soort compensatie gaat langzaam?
renale compensatie
267
Wat is type 2 respiratoire insufficientie?
compleet; pompfalen (paO2 gedaald en paCO2 gestegen)
268
Wat zijn oorzaken van type 2 respiratoire insufficientie?
- toegenomen CO2 productie - hypoventilatie - toegenomen doderuimte ventilatie - acuut > acidose , chronische ; (bijna normale Ph)
269
Hoe komen eiwit cylinders in het sediment?
uit de lis van henle
270
Wat zijn gevulde cylinders in het sediment?
pathalogisch
271
Waarop wijzen leukocyten en bacterien in het sediment?
infectie
272
Waarop wijzen hyaline cylinders in het sediment?
dehydratatie, koorts, inspanning
273
Waar is plaveisel epitheel?
in de urethra en de vagina
274
Waar is rondcellig epitheel?
in de blaas en het pyelum
275
Waarop wijzen erytrocyten cylinders in het sediment?
glomulaire nefritis
276
Waarop wijst een korrelcylinder in het sediment?
parachymziekte of dehydratatie
277
Hoe kan je een longembolie aantonen als een CT niet mogelijk is?
echocardiografie, hierop zie je RV overbelasting
278
Waarvoor is de wells score?
een score van 4 of hoger maakt een longembolie waarschijnlijk
279
Welke bloedverdunners bij longembolie?
low molecular weight heparines en doac
280
Wat is een contraindicatie voor DOAC?
zwangerschap
281
Wanneer trombolyse voor longembolie?
bij shock, reanimatie of systolische druk onder 90
282
Wat is een complicatie van trombolyse?
bloedingen
283
Wat is de behandeling van Chronisch trombo-embolische pulmonale hypertensie ?
dotteren, operatie of medicatie voor pulmonale hypertensie
284
Wat zijn de symptomen van een hypercapnie?
hoofdpijn, verminderd gehoor, verward, duizelig
285
Hoe groot is het MAMV bij een FEV1 van 3 liter?
40 * 3 L = 120 L
286
Hoe bereken je het reserve adem volume?
rustademvolume / maximaal adem minuut volume * 100%
287
hoe groot is de ademreserve bij maximale inspanning?
25-40%
288
Welk fysiologisch systeem begrenst het prestatievermogen van de proefpersoon?
het cardiovasculaire systeem
289
Noem drie factoren die bijdragen aan de toename in VO2 tijdens inspanning?
toename hartminuut volume toename zuurstof extractie toename HB
290
Waarover krijg je met het bepalen van de APTT en PT informatie?
de secundaire hemostase
291
Wat is het gevolg van een verlaagde van willebrandfactor?
stoornis van de primaire hemostase
292
Hoe wordt hemofilie overgedragen?
X recessief
293
Wat zorgt voor een verlengde PT tijd en een normale aPTT tijd?
FVII deficientie
294
Welke middelen hebben hyperkaliemie als bijwerking?
AT1 receptor blokker ACE remmer mineralocorticoid receptor antagonist tiazide/kaliumsparende diuretica
295
Hoe wordt de hoeveelheid zuurstof door het lichaam gemeten?
zuurtegraad, zuurstof en co2 druk
296
Noem drie redenen waardoor hartfalen kan leiden tot een piepende ademhaling bij auscultatie.
1. Compressie van de vaten op de luchtwegen 2. Toegenomen hoeveelheid vocht in de wand van de luchtwegen 3. Samentrekking van de luchtwegen door te weinig zuurstofaanbod aan de luchtwegen
297
Welke diuretica verhoogt het risico op hyperkaliëmie tijdens ACE remming?
kaliumsparende diuretica
298
Waardoor wordt een geleidingsstoornis in één van de bundeltakken in het ECG vooral gekenmerkt?
door een verlengd QT-interval