1B3 week 12 HC 6 & 8 Trombose Flashcards

(32 cards)

1
Q

Wat is trombose?

A

Pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor dit bloedvat geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is er sprake van diepe veneuze trombose (DVT)?

A

Vanaf de vena poplitea of hoger (proximaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe heet als een embolie uit de vene naar de longarterie schiet?

A

Veneus tromboembolisch event (VTE)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vaak komt DVT en VTE voor?

A

1-3/1000

- 2/3 DVT en 1/3 VTE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke risicofactoren voor DVT zijn er?

A

Kanker, immobilisatie, trauma/operatie, zwangerschap, vliegen, infuus, roken, oac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de trias van Virchow?

A
  • Vaatwandbeschadiging: trauma, operatie, infuus
  • Stase: immobiliteit, zwangerschap, vliegen
  • Hypercoagulabiliteit: verandering samenstelling bloed (oestrogeen gebruik, kanker, zwangerschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke trombofiliefactoren zijn er?

A
  • Antitrombine deficiëntie
  • Proteïne C of S deficiëntie
  • F V leiden mutatie
  • Protrombine gen variant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke symptomen zijn er bij DVT?

A

Pijn, zwelling, roodheid, warmte, glanzende huid, oedeem, koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verloopt de diagnostiek van DVT?

A
  1. Klinische kansschatting ( 2 of meer is hoog)
  2. D-dimeer bepaling ( meer dan 0,5 is hoog)
  3. Compressie ultrasonografie in lies en knieholte (vene is niet dichtdrukbaar/comprimeerbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt naar gekeken bij de klinische kansschatting?

A
  • Maligniteit
  • Immobilisatie (meer dan 3 dagen)
  • Recente bedrust of grote operatie
  • Zwelling in diep veneuze systeem
  • Gezwollen been
  • Kuitzwelling
  • Pitting oedeem
  • Collaterale oppervlakkige venen
  • Grotere kans op alternatieve diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de behandeling van DVT?

A
  • Fase 1: voorkomen aangroei stolsel

- Fase 2: recidief trombose voorkomen (recidief kans) met jaarlijkse evaluatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn late complicaties van DVT?

A
  • Recidief trombose

- Post-trombotisch syndroom (PTS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat PTS?

A
  • Veneus ulcus

- Veneuze hypertensie (villalta score > 5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een D-dimeer?

A

Fibrine afbraak product

- verhoogd bij trombose, infectie, maligniteit, zwangerschap, ouderdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risicofactoren voor een longembolie?

A
  • Sterk: fractuur been, heup/knie vervanging, hartinfarct, eerder VTE
  • Matig: postpartum, infectie/pneunomie, maligniteit
  • Zwak: bedrust, hypertensie, obesitas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn symptomen van een longembolie

A

Aspecifiek!

- Kortademigheid, pijn bij ademen, hoesten met bloed

17
Q

Wat is de klinische beslisregel bij een longembolie?

A

Wells score ( > 4)

  • Klinische tekenen DVT
  • Alternatieve diagnose onwaarschijnlijk
  • HF > 100
  • Immobilisatie/operatie
  • Eerdere VTE of DVT
  • Hemoptoë
  • Maligniteit
18
Q

Hoe kun je een longembolie waarschijnlijk maken en aantonen?

A
  • Waarschijnlijk maken: D-dimeer > 0,5 en echo overbelasting rechter harthelft
  • Aantonen: CT-scan
19
Q

Wat houdt de YEARS beslisregel in?

A

Bij klinische tekenen trombosebeen, hemoptoë of longembolie als waarschijnlijke diagnose -> 0,5 als afkapwaarde D-dimeer
- anders 1,0 als afkapwaarde

20
Q

Hoe werkt de leeftijd afhankelijke D-dimeer?

A

0,01 x leeftijd (vanaf 50 jaar)

21
Q

Wat is de standaardbehandeling na een longembolie?

22
Q

Wat doe je als iemand die DOAC’s neemt geopereerd moet worden?

A
  • 1 tot 3 dagen voor operatie stoppen

- Couperen met idarucizumab of andexanet (duur)

23
Q

Wat werd er onderzocht en gevonden in de Hestia studie?

A

Kunnen mensen 24 uur na een longembolie naar huis?

- Ja, behalve bij hemodynamische onstabiliteit, orgaanfalen of zwangerschap

24
Q

Wanneer wordt trombolyse gebruikt tegen een longembolie?

A

Alleen bij hemodynamische instabiliteit (PEITHO studie)

25
Wat is een alternatief voor trombolyse?
Chirurgie (zelden) of katheterfragmentatie (opzuigen stolsel)
26
Hoe worden chronische longemboliën gevonden?
Follow up na 3-6 maanden -> perfusie scan
27
Hoe kunnen chronische longemboliën worden behandeld?
- Endarteriëctomie = stolsels verwijderen | - Bronchopulmonale angioplastiek (BPA) = dotteren
28
Hoelang is de behandeling voor een longembolie?
Voorbijgaande risicofactor: 3 maanden | Idiopathische risicofactor: voor onbepaalde tijd
29
Wanneer zit je in de intermediate high groep?
Vergrootte rechterkamer en verhoogde hartenzymen
30
Hoe kun je het risico van een longembolie berekenen?
``` PESI score (pulmonary embolism severity index) - leeftijd en klachten ```
31
Hoe kunnen longembolie primair in de longarterie ontstaan?
Bronchuscarcinoom of vasculitis
32
Wat kunnen gevolgen zijn van een longembolie?
Tachycardie, verminderde cardiale output, bronchoconstrictie, hogere ademfrequentie, koorts (cytokines), pleurawrijven, hypocapnie, hypoxemie