2000 Words Flashcards

(413 cards)

1
Q

Scheef

A

Crooked кривой

De schilderijlijst hangt een beetje scheef aan de muur

(The painting frame hangs a bit crooked on the wall.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schijnen

A

“to shine” or “to appear”

De zon schijnt vandaag fel aan de hemel.

(The sun is shining brightly in the sky today.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het schilderij

A

Painting

Het schilderij hangt aan de muur in de woonkamer.

(The painting is hanging on the wall in the living room.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schuin

A

At the angle

Het gebouw heeft een schuin dak.

(The building has a sloping roof.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sinds

A

Since

Ik woon hier sinds drie jaar.

(I have been living here for three years.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sinds Kort

A

Recently

Sinds kort ben ik begonnen met sporten.

(I’ve recently started exercising.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De slager

A

Butcher

Ik koop altijd mijn vlees bij de slager.

(I always buy my meat at the butcher’s.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De Slagroom

A

Whipped cream

Ik hou van aardbeien met slagroom.

(I love strawberries with whipped cream.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sluiten

A

To close 🔐

Kun je alsjeblieft de deur sluiten?

Can you please close the door?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Snijden

A

To cut

Kun je alsjeblieft wat groenten snijden voor het avondeten?

(Can you please cut some vegetables for dinner?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het soort

A

Type/ kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spaans

A

Spanish

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het spekje

A

Bacon 🥓

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De spier

A

Muscle 💪🏼

Na de training voelde ik mijn spieren. (After the workout, I felt my muscles.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De spierpijn

A

Muscle pain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De spijkerbroek

A

Jeans 👖

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het spoor

A

Platform

De trein rijdt op het spoor. (The train is running on the track.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sporten

A

Play sports

Ze gaat drie keer per week sporten in de sportschool. (She goes to the gym to exercise three times a week.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Staan

A

To suit/ to stand

De boom staat in het midden van het park. (The tree stands in the middle of the park.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De stad

A

City 🏙️

Ik ga dit weekend naar de stad Amsterdam om de grachten te verkennen. (I’m going to the city of Amsterdam this weekend to explore the canals.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Steeds

A

Always

Ze wordt steeds beter in het bespelen van de piano. (She’s getting better and better at playing the piano.)

Hij komt steeds te laat op het werk. (He’s continuously arriving late to work.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sterkte

A

Good luck

Ik hoorde dat je ziek bent, sterkte! (I heard you’re sick, best wishes!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De storing

A

Fault

De storing op de luchthaven leidde tot vertragingen van verschillende vluchten. (The disruption at the airport resulted in delays for several flights.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het tentamen

A

Examination

Ik moet morgen mijn tentamen Nederlands maken. (I have to take my Dutch exam tomorrow.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Terugkomen
To come back , return Ik zal later terugkomen om de rest van het werk af te maken. (I will come back later to finish the rest of the work.)
26
Terwijl
While Ik luister naar muziek terwijl ik mijn huiswerk maak. (I listen to music while I do my homework.)
27
Toe zijn aan
To need Ik ben echt toe aan vakantie. (I am really in need of a vacation.)
28
Toen
Then (past)
29
Het toetje
Dessert 🧁 Het toetje van vanavond is chocolademousse. (The dessert for tonight is chocolate mousse.)
30
Tot straks
See you later
31
Total loss
A write off (car example) De auto was na de botsing total loss. (The car was completely destroyed after the collision.)
32
Strak
Tight Ik heb een nieuwe strakke jas gekocht voor de winter. (I bought a new tight jacket for the winter.)
33
Straks
Soon later 👋 Ik ga straks boodschappen doen. (I will go shopping soon.)
34
Een korte afstand
Short distance Ik loop elke dag een korte afstand naar het werk. (I walk a short distance to work every day.)
35
Het stuk
A Piece of .. Ik heb het stukje papier gevonden dat je zocht. (I found the piece of paper you were looking for.)
36
Sturen
To send Ik zal je een e-mail sturen met alle details. (I will send you an email with all the details.)
37
Het stuur
Руль Ik hield stevig het stuur vast terwijl ik de auto bestuurde. (I held onto the steering wheel tightly while driving the car.)
38
Toegelijk
At the same time Ik kan niet twee dingen tegelijk doen. (I can’t do two things at the same time.)
39
Tegenkomen
To meet Ik ben blij dat ik dit interessante boek ben tegengekomen in de bibliotheek. (I’m glad I encountered this interesting book at the library Ik hoop mijn vrienden vandaag tegen te komen op het feest. (I hope to meet my friends at the party today.)
40
Tegenover
Oppositie Het restaurant is tegenover het station. (The restaurant is opposite the train station.)
41
De trap
Stairs Ik ga de trap op naar de tweede verdieping. (I’m going up the stairs to the second floor.)
42
De trapper
Pedal
43
Uitdoen
Take off (shoes) Ik moet mijn schoenen uitdoen voordat ik het huis binnen ga. (I need to take off my shoes before entering the house.)
44
De uitdrukking
Expression Ze had een grappige uitdrukking op haar gezicht toen ze de mop hoorde. (She had a funny expression on her face when she heard the joke.)
45
Uitgerust zijn
Feel well rested Ze nam een paar dagen vrij om uit te rusten na een lange werkweek. (She took a few days off to rest after a long workweek.)
46
Uitlopen
Walk down De taart is uitgelopen in de oven. (The cake leaked in the oven.)
47
Uitnodigen
Invite Ik ga mijn vrienden uitnodigen voor mijn verjaardagsfeestje. (I’m going to invite my friends to my birthday party.)
48
Uitstekend
Excellent De presentatie was uitstekend, goed gedaan! (The presentation was excellent, well done!)
49
De vaas
Vase 🏺 De vaas staat op de tafel in de woonkamer. (The vase is on the table in the living room.)
50
Verderkomen
To come in Met hard werken zal je verderkomen in je carrière. (With hard work, you will make progress in your career.)
51
De verdieping
Floor этажжжжжж Op welke verdieping bevindt de supermarkt zich? (On which floor is the supermarket located?)
52
Het verdriet
Grief Na het verlies van haar huisdier voelde ze diepe verdriet. (After the loss of her pet, she felt deep sorrow.)
53
Vergissen zich
To be wrong Ze hebben zich vergist in de datum van het evenement. (They made a mistake about the date of the event.)
54
Het verhaal
Story 📖 Ik hou van het lezen van spannende verhalen voor het slapengaan. (I love reading exciting stories before bedtime.) 2. Het verhaal van de prinses die haar eigen pad volgt, is inspirerend. (The story of the princess who follows her own path is inspiring.)
55
Verhuren
To rent out 👋 Ze besloten hun appartement te verhuren tijdens hun vakantie. (They decided to rent out their
56
De verjaardag
Happy birthday 🎂
57
Het verkeer
Traffic 🚘 Er is veel verkeer op de snelweg tijdens de spits. (There is a lot of traffic on the highway during rush hour.)
58
Verkeerd
Wrong 😑 Ze heeft de verkeerde afslag genomen en is verdwaald. (She took the wrong turn and got lost.)
59
Verkopen
Продавать 💸 Ik ga mijn oude fiets verkopen. (I’m going to sell my old bike.)
60
De verkoopster
Sales woman 👩‍💼 De verkoopster hielp me bij het vinden van de juiste maat schoenen. (The saleswoman helped me find the right size shoes.)
61
Verkouden zijn
To have a cold 🤧 Ik ben verkouden en moet veel niezen. (I have a cold and I need to sneeze a lot.)
62
Verliezen
To lose Ik wil niet verliezen in dit spel. (I don't want to lose in this game.)
63
Verontschuldigen
To apologize Ik wil me verontschuldigen voor mijn late aankomst. (I want to apologize for my late arrival.)
64
De verschil
Difference Kun je me uitleggen wat het verschil is tussen deze twee producten? (Can you explain to me what the difference is between these two products?)
65
Verschrikkelijk
Terrible Het weer was vandaag verschrikkelijk, het regende de hele dag. (The weather today was terrible, it rained all day.)
66
Verstaan
To hear , to understand Ik kan je moeilijk verstaan met al dat lawaai op de achtergrond. (I can hardly understand you with all that noise in the background.)
67
Versterken
To strengthen Deze maatregelen zullen de economie versterken. (These measures will strengthen the economy.)
68
Vertrekken
Leave We vertrekken morgenochtend vroeg op vakantie. (We’re leaving early tomorrow morning for vacation.)
69
Vervelen zich
Ti be bored De kinderen vervelen zich tijdens de lange autorit. (The children are bored during the long car ride.)
70
Vervelend
Annoying Het is vervelend dat de trein vertraging heeft. (It's annoying that the train is delayed.)
71
Vet
Greasy , rich, fat (food) Ik hou niet van vet eten. (I don't like fatty food.)
72
Vieren
Celebrate 🎉 We gaan vanavond zijn verjaardag vieren met een feestje. (We're going to celebrate his birthday tonight with a party.)
73
Vierkant
Square De tafel heeft een vierkant blad. (The table has a square top.)
74
De vierkante meter
Square meter Ons appartement is vijftig vierkante meter groot. (Our apartment is fifty square meters in size.)
75
Vies
Awful, dirty Deze vloer is vies, we moeten hem schoonmaken. (This floor is dirty, we need to clean it.)
76
Voelen zich
To feel Ik voel me vandaag erg gelukkig. (I feel very happy today.)
77
Voetbalvereniging
Football club 🏈 Mijn zoon speelt bij de plaatselijke voetbalvereniging. (My son plays for the local football club.)
78
Volgende
Next De volgende bus komt over tien minuten. (The next bus will arrive in ten minutes.)
79
Volgens
According to Volgens de weersvoorspelling wordt het morgen zonnig. (According to the weather forecast, it will be sunny tomorrow.)
80
Volgens mij
In my opinion Volgens mij is dit restaurant erg goed. (In my opinion, this restaurant is very good.)
81
Voorbereiden op zich
To get ready, to prep for Ik moet me voorbereiden op het examen van morgen. (I need to prepare for tomorrow's exam.)
82
voorbijganger
прохожий De voorbijganger hielp de oude dame met oversteken.
83
Het voordeel
Advantage (positive) Een van de voordelen van deze baan is het flexibele werkschema. (One of the advantages of this job is the flexible work schedule.)
84
Van alles
Everything In deze winkel vind je van alles: kleding, boeken, en elektronica. (In this store you can find all sorts of things: clothes, books, and electronics.)
85
Vanaf
From De trein vertrekt vanaf spoor 3. (The train departs from platform 3.) Vanaf morgen begin ik met mijn nieuwe baan. (I start my new job from tomorrow.)
86
Vanzelf
сам по себе Als je de knop indrukt, gaat de deur vanzelf open. (If you press the button, the door will open automatically.)
87
Vast
Regular, steady De tafel staat vast aan de muur, dus hij kan niet verschuiven. (The table is fixed to the wall, so it can't move.)
88
Veilig
Safe Zorg ervoor dat je altijd je gordel draagt in de auto, dat is veiliger. (Make sure you always wear your seatbelt in the car, it's safer.)
89
Ver
Far Het huis van mijn oma is niet ver hier vandaan. (My grandmother's house is not far from here.)
90
Veranderen
Change Ik wil mijn haar veranderen en een nieuw kapsel laten knippen. (I want to change my hair and get a new haircut.)
91
Verbeteren
To improve Hij heeft zijn prestaties op school verbeterd door harder te studeren. (He improved his performance at school by studying harder.)
92
Verder
Otherwise We moeten verder rijden voordat we bij het volgende dorp aankomen. (We have to drive further before we reach the next village.)
93
Verder nog
Anything else Heeft u verder nog vragen? (Do you have anything else questions?)
94
Verdergaan
To go on, continue Laten we verdergaan met de volgende stap van ons project. (Let's continue with the next step of our project.)
95
Afgelopen
Past, last few De afgelopen week was erg druk op het werk. (The past week was very busy at work.)
96
Afrekenen
To pay 💰 We kunnen bij de kassa afrekenen voor de boodschappen. (We can pay at the cash register for the groceries.)
97
Afscheid nemen
To say goodbye Het is moeilijk om afscheid te nemen van vrienden en familie als je op reis gaat. (It's hard to say goodbye to friends and family when you're going on a trip.)
98
Afsnijden
To cut off Hij moest een stukje van de taart afsnijden voordat hij het kon serveren. (He had to cut off a piece of the cake before he could serve it.)
99
Al
Already Ik heb al ontbeten. (I've already had breakfast.) Zijn ze al thuisgekomen? (Have they already come home?)
100
Al lang
For a long time Ik ken hem al lang. (I have known him for a long time.)
101
Allebei
Both Ze zijn allebei naar de film gegaan. (They both went to the movies.)
102
Alvast
In the meantime Alvast bedankt voor je hulp. (Thank you in advance for your help.)
103
Anders nog iets
Anything Else Dat is alles, anders nog iets? (That's everything, anything else?)
104
Aanbieding
To offer Er is een speciale aanbieding op deze producten deze week. (There's a special offer on these products this week.)
105
Aandoen
To put on Ik ga mijn jas aandoen, want het is koud buiten. (I'm going to put on my coat because it's cold outside.)
106
Aangifte doen
To report a crime Na de diefstal deed ze aangifte bij de politie. (After the theft, she filed a report with the police.)
107
Aanhebben (Hebben... aan)
To have on Ik heb mijn favoriete trui aan. (I'm wearing my favorite sweater.)
108
Aankomen
To arrive De trein zal om 12 uur aankomen op het station. (The train will arrive at the station at 12 o'clock.
109
Aantrekkelijk
Attractive 👩‍🦰 Ze vond zijn glimlach heel aantrekkelijk. (She found his smile very attractive.)
110
De achternaam
Surname
111
Afbreken
Break De storm heeft een deel van de boom afgebroken. (The storm broke off part of the tree.)
112
Afgaan
To go down De brandalarm is afgegaan, er is brand in het gebouw. (The fire alarm has gone off, there's a fire in the building.)
113
De automaat
Vending machine Ik heb een snack gekocht bij de automaat in de hal. (I bought a snack from the vending machine in the lobby.)
114
Het bad
🛀🏿 Ik neem graag een warm bad na een lange dag werken. (I like to take a hot bath after a long day at work.)
115
De bagagedrager
Carrière Ik zet mijn koffer op de bagagedrager van de fiets. (I put my suitcase on the luggage rack of the bike.)
116
het bakje
контейнер Ik pak een bakje voor mijn salade in de supermarkt. (I grab a tray for my salad at the supermarket.)
117
De balie
Information desk 💁🏻 De receptionist zit achter de balie en verwelkomt de gasten. (The receptionist sits behind the counter and welcomes the guests.)
118
De band
Tire De band van mijn fiets is lek. (The tire of my bike is flat.)
119
Bankrekening
Bank account Ik heb een nieuwe bankrekening geopend bij de lokale bank. (I opened a new bank account at the local bank.)
120
Bedoelen
To mean, иметь в виду Wat bedoel je met dat woord? (What do you mean by that word?) Ik bedoelde het niet slecht. (I didn't mean it in a bad way.)
121
Het bedrag
Amount Het totale bedrag van de rekening is €50. (The total amount of the bill is €50.) Kun je het bedrag overmaken naar mijn bankrekening? (Can you transfer the amount to my bank account?)
122
Het bedrijf
Company 🧑‍💼🏢 Mijn vader werkt voor een groot bedrijf in Amsterdam. (My father works for a large company in Amsterdam.)
123
Het been
🦵 leg Ik heb mijn been gebroken bij het skiën. (I broke my leg while skiing.)
124
Begrijpen
To understand Ik begrijp niet wat je bedoelt. (I don't understand what you mean.)
125
Begroeten
To Greet Hij begroette me met een warme glimlach. (He greeted me with a warm smile.)
126
Behalve
Except Iedereen was aanwezig behalve Peter. (Everyone was present except Peter.)
127
Beide
Both Beide boeken zijn interessant om te lezen. (Both books are interesting to read.)
128
Bekend
Known Hij is een bekende acteur in Nederland. (He is a well-known actor in the Netherlands.)
129
Belachelijk
Ridiculous 😑 Het is belachelijk dat we hier zolang moeten wachten. (It's ridiculous that we have to wait here for so long.)
130
Beneden
Downstairs ⬇️ Ik ben beneden in de keuken. (I'm downstairs in the kitchen.)
131
Beoordelen
To judge 👩‍⚖️ Het is moeilijk om een situatie te beoordelen als je er niet bij was. (It's difficult to judge a situation if you weren't there.)
132
Bepaald
Certaint Er zijn bepaalde regels waaraan we ons moeten houden. (There are certain rules that we need to follow.)
133
Beschrijven
Describe Kun je me beschrijven hoe de dief eruitzag? (Can you describe to me what the thief looked like?)
134
Beslissen
To decide Ik kan niet beslissen wat ik vanavond wil eten. (I can't decide what I want to eat tonight.)
135
Het bestek
Cutlery 🍴 Het bestek ligt in de bovenste lade van de keukenkast. (The silverware is in the top drawer of the kitchen cabinet.)
136
Effen
Solid (color ) Ik hou van een effen achtergrond voor mijn foto's. (I like a plain background for my photos.)
137
Geruit
Checked (pattern) Hij droeg een geruit overhemd naar het feest. (He wore a checked shirt to the party.)
138
Boerenkool
Curly kale 🥬 In Nederland is stamppot boerenkool een populaire wintermaaltijd. (In the Netherlands, kale mash is a popular winter dish.)
139
De zuurkool
Sauerkraut Zuurkool wordt vaak geserveerd met worst en aardappelen. (Sauerkraut is often served with sausage and potatoes.)
140
De wortel
🥕 Ik eet graag wortels als tussendoortje. (I like to eat carrots as a snack.)
141
De druif
🍇 Ze plukten druiven in de wijngaard voor de wijnproductie. (They picked grapes in the vineyard for wine production.)
142
De pruim
Plum Ik heb heerlijke rijpe pruimen gekocht op de markt. (I bought delicious ripe plums at the market.)
143
Gebloemd
Flowered Ze droeg een gebloemde jurk naar het feest. (She wore a floral dress to the party.)
144
De bovenwoning
Upstairs flat We wonen in een bovenwoning met uitzicht op het park. (We live in an upstairs apartment with a view of the park.)
145
De Benedenwoning
Ground floor flat Onze vrienden wonen in de benedenwoning van hetzelfde gebouw. (Our friends live in the downstairs apartment of the same building.)
146
Het bureau
Desk Ik heb een nieuw bureau gekocht voor mijn thuiskantoor. (I bought a new desk for my home office.)
147
Het hoofd
head Hij had hoofdpijn en moest rusten. (He had a headache and needed to rest.)
148
De buik
Stomach Ik heb een volle buik na het eten van dat grote diner. (I have a full stomach after eating that big dinner.)
149
De rug
Back спина Mijn rug doet pijn na het tillen van die zware dozen. (My back hurts after lifting those heavy boxes.)
150
De pols
Wrist Ze draagt een horloge om haar pols. (She wears a watch on her wrist.)
151
Vandaag
Сегодня
152
Remmen (de rem)
Bicycle 🚴 breaks Vergeet niet te remmen als je bij het stoplicht komt. (Don't forget to brake when you reach the traffic light.)
153
Versnelling
⚙️ gear Ik schakelde naar een lagere versnelling om de heuvel op te rijden. (I shifted to a lower gear to climb the hill.)
154
Het voorlicht
Front light 💡 Zet alsjeblieft je voorlicht aan als je 's avonds fietst. (Please turn on your headlight when you're cycling at night.)
155
Morgen
Завтра
156
Het wiel
Wheel 🛞 Het kind speelde met een bal en een fietswiel in de tuin. (The child played with a ball and a bicycle wheel in the garden.)
157
Het zadel
Seat 💺 bicycle Het zadel van de fiets was te laag en moest worden afgesteld. (The bike's saddle was too low and needed to be adjusted.)
158
De dagschotel
Todays special Het restaurant biedt elke dag een andere dagschotel aan. (The restaurant offers a different daily special every day.)
159
De dader
Преступник De politie is nog steeds op zoek naar de dader van de overval. (The police are still looking for the perpetrator of the robbery.)
160
Het college
Lecture , class Ik heb morgenochtend een college over geschiedenis. (I have a history lecture tomorrow morning.)
161
De caissière
Кассир De caissière scande de producten en rekende ze af. (The cashier scanned the products and rang them up.)
162
Het bultje
Lamp 💡 or "the lump" Hij voelde een bultje op zijn arm en maakte zich zorgen. (He felt a bump on his arm and got worried.)
163
Het bosje
Роща 🌳 Ze kreeg een bosje bloemen als verrassing voor haar verjaardag. (She received a bunch of flowers as a surprise for her birthday.)
164
Het bord
🪧 доска Het bord aan de muur viel en brak in stukken. (The board on the wall fell and broke into pieces.)
165
De bonbon
Шоколад 🍫 De bonbons waren prachtig versierd en smolten in je mond. (The chocolates were beautifully decorated and melted in your mouth.)
166
De bladzijden
📄 page Ik heb al vijftig bladzijden van het boek gelezen. (I have already read fifty pages of the book.)
167
Bijzonder
Special Het was een bijzondere ervaring om de zonsopgang te zien vanaf de bergtop. (It was a special experience to see the sunrise from the mountaintop.)
168
Het bijbaantje
Part time job Hij werkt als ober als bijbaantje naast zijn studie. (He works as a waiter as a part-time job alongside his studies.)
169
De biefstuk
Steak 🥩 Ik hou van een goed gebakken biefstuk met knoflooksaus. (I love a well-cooked steak with garlic sauce.)
170
Bezoeken
To visit We gaan dit weekend mijn ouders bezoeken in hun nieuwe huis. (We're going to visit my parents this weekend at their new house.)
171
Het bezoek
Visit, visitor Het bezoek was erg gezellig en we hebben veel gelachen. (The visit was very enjoyable and we laughed a lot.)
172
Bezig
Занятый Ze is altijd bezig met haar werk en heeft weinig vrije tijd. (She's always busy with her work and has little free time.)
173
Bevallen
To like, to enjoy 😊 Die kleur bevalt me niet, ik ga een andere kiezen. (I don't like that color, I'll choose another one.)
174
De beurt
Поворот Het is jouw beurt om het verhaal te vertellen. (It's your turn to tell the story.)
175
Betekenen
Иметь ввиду Wat betekent dat woord? Ik ken het niet. (What does that word mean? I don't know it.)
176
Bestellen
Заказать Ik wil graag een pizza bestellen met extra kaas. (I would like to order a pizza with extra cheese.)
177
De man / echtgenoot
Husband Mijn man is een geweldige kok en maakt altijd heerlijke maaltijden. (My husband is a great cook and always makes delicious meals.)
178
De vrouw/ echtgenote
Wife Mijn vrouw is een fantastische moeder voor onze kinderen. (My wife is a fantastic mother to our children.) Zij is al dertig jaar mijn echtgenote. (She has been my wife for thirty years.)
179
De schoonzus
Sister in law Mijn broer is getrouwd met zijn schoonzus. (My brother is married to his sister-in-law.)
180
De zwager
Brother in law Mijn zus is getrouwd met haar zwager. (My sister is married to her brother-in-law.)
181
De tante
Aunt Mijn tante is de zus van mijn moeder. (My aunt is my mother's sister.)
182
De neef
Двоюродный брат , nephew, cousin Mijn neef is de zoon van mijn oom. (My cousin is the son of my uncle.)
183
De nicht
Niece , cousin Mijn nicht woont in België en ik zie haar alleen tijdens familiebijeenkomsten. (My cousin lives in Belgium and I only see her during family gatherings.)
184
Zoals
As , как Ik hou van fruit, zoals appels, bananen en peren. (I love fruit, like apples, bananas, and pears.)
185
Zodat
So that Ik ga vroeg naar bed zodat ik morgen fris ben voor het werk. (I'm going to bed early so that I'm fresh for work tomorrow.)
186
Zodra
As soon as Zodra de zon ondergaat, wordt het kouder buiten. (As soon as the sun sets, it gets colder outside.)
187
Zoeken
👀 look Ik moet mijn sleutels zoeken, ik kan ze nergens vinden. (I need to search for my keys, I can't find them anywhere.)
188
Zomerhitte
Жара 🥵 De zomerhitte maakt het moeilijk om 's middags buiten te zijn. (The summer heat makes it difficult to be outside in the afternoon.)
189
Zo’n
Such as
190
Zonder
Without
191
Zonnig
Sunny ☀️
192
Zulk
Such, такой
193
het voorgerecht
Стартер
194
Het voorjaar
Spring
195
Voorstellen zich
Introduce yourself
196
De Voorstelling
Performance Ik heb kaartjes gekocht voor de voorstelling van vanavond. (I bought tickets for tonight’s performance.)
197
Vorig
Последний
198
Vreemd
Strange
199
Vroeg
Early
200
Vroeger
Ранее
201
Waar
True Is het waar dat je gaat verhuizen? (Is it true that you’re moving?)
202
Waar …. Vandaan
Where from Waar kom je vandaan? (Where are you from?) 2. Ik vraag me af waar die geur vandaan komt. (I wonder where that smell is coming from.)
203
Waar naartoe
Where to Waar ga je naartoe? (Where are you going?)
204
Waarschijnlijk
Вероятно Het zal waarschijnlijk gaan regenen vanmiddag. (It will probably rain this afternoon.) 2. Ik denk dat hij waarschijnlijk wat later zal komen. (I think he will probably come a bit later.)
205
Wakker
бодрствующий
206
Wakker maken
Разбудить
207
De wandel beurs
пешеходная ярмарка
208
De wandel reis
Walking tour
209
De wedstrijdje
конкурс
210
De weg weten
Know the way
211
Wegfietsen
Cycle away
212
Wegglijden
Slip
213
De wei
Field
214
De wekker
Alarm ⏰
215
Wel
Certainly
216
Wensen
To wish
217
Het westen
West
218
Wijd
Wide
219
Graag willen
Would like to
220
Worden
To become
221
De zaak
Shop
222
Het zadel
Seat 💺
223
Zeer doen
To hurt 😞 be painful
224
Zetten
To put , place
225
Zich
Сам по себе
226
Zin hebben om
To feel like
227
Overleggen
To discuss
228
Overmorgen
Day after tomorrow
229
Oversteken
To cross
230
Het pasje
Card
231
De paskamer
Changing room
232
Passen
Try on
233
Pittig
🌶️ spicy
234
De plattegrond
Map 🗺️
235
Het plezier
🤣 FUUUUUUUN
236
Veel plezier
Have FUN
237
Praten over koetjes en kalfjes
To talk about this and that
238
Prettig
Nice
239
Proeven
To try
240
Rechtdoor
Прямо
241
Rechterhand
🫱 on the right
242
Rechts
On the right
243
Rechts afslaan
Turn right
244
Regelmatig
Regular
245
De rem
Brake
246
De richting
Direction
247
De rij
Очередь
248
In de rij staan
Быть в очереди
249
Het rijbewijs
Водительские права 🪪
250
Rijden
To ride
251
De rits
Zip
252
Roepen
Call
253
Achter de rug hebben
To have behind one
254
Ruilen
To exchange
255
Ruim
Spacious
256
Mogelijk
Possible
257
De mogelijkheid
Possibility
258
De mosselen
Мидии
259
De muntgeld
Cash
260
Nadat
After
261
Het nagerecht
🍨 dessert
262
Het najaar
🍂 autumn
263
Namelijk
А именно
264
Nat
Wet
265
Het natuurgebied
Nature reserve
266
Net
Just
267
Net als
Just like
268
Niemand
Nobody
269
Nog
As well, any Heb je nog geld? (Do you have any money left?)
270
Nog maar
Only Ik heb nog maar één appel. (I only have one apple left.)
271
Onderweg
On the way We zijn onderweg naar het strand. (We are on the way to the beach.)🏝️
272
Ongeveer
Approximately, about Het duurt ongeveer tien minuten om naar school te lopen. (It takes about ten minutes to walk to school.)
273
Onhandig
Awkward , clumsy Hij is een beetje onhandig met zijn handen. (He’s a bit clumsy with his hands.)
274
Onmiddellijk
Immediately De brandweer reageerde onmiddellijk op de oproep voor hulp. (The fire brigade responded immediately to the call for help.)
275
Het ongeluk
Accident Het ongeluk gebeurde op de snelweg. (The accident happened on the highway.)
276
Nog meer
even more Wil je nog meer koffie of is dit genoeg? (Do you want even more coffee or is this enough?)
277
Nog geen
not yet Ik heb nog geen antwoord ontvangen op mijn e-mail. (I haven't received an answer yet to my email.)
278
Nogal
quite Het was nogal koud vanochtend, dus ik droeg een dikke trui. (It was quite cold this morning, so I wore a thick sweater.)
279
Nooit
Never Ik heb nog nooit een olifant in het wild gezien. (I have never seen an elephant in the wild.)
280
Nou
Nou, dat had ik niet verwacht! (Well, I didn't expect that!)
281
Om
Around We ontmoeten elkaar om 3 uur bij het treinstation. (We'll meet at 3 o'clock at the train station.)
282
Omgaan
to turn or to deal with Ik vind het moeilijk om met stress om te gaan. (I find it hard to deal with stress.)
283
Onbeperkt
unlimited" or "without limits" Dit abonnement geeft je onbeperkt toegang tot alle films op de streamingdienst. (This subscription gives you unlimited access to all movies on the streaming service.)
284
Ondertitelen
to subtitle De film is in het Engels, maar is ondertiteld in het Nederlands. (The movie is in English, but subtitled in Dutch.)
285
De ondertitel
the subtitle De ondertitels van deze film zijn niet goed gesynchroniseerd. (The subtitles of this movie are not well synchronized.)
286
Onthouden
to remember Ik kan nooit namen onthouden. (I can never remember names.)
287
Ontzettend (blij)
extremely, incredibly Hij is ontzettend blij met zijn nieuwe baan. (He's extremely happy with his new job.)
288
Het openbaar vervoer
public transportation Ik reis altijd met het openbaar vervoer naar mijn werk. (I always travel to work using public transportation.)
289
Opendoen
to open (a door) Kun je de deur voor me opendoen? (Can you open the door for me?)
290
Opgaan
to rise (like the sun), "to go up" De zon gaat elke ochtend op in het oosten. (The sun rises every morning in the east.)
291
Ophalen
to pick up Ik moet mijn pakketje ophalen bij het postkantoor. (I need to pick up my package at the post office.)
292
Opletten
to pay attention or to be careful Kun je alsjeblieft opletten tijdens de les? (Can you please pay attention during class?)
293
Opnemen
to record or to pick up Ik ga dit gesprek opnemen zodat ik het later kan terugluisteren. (I'm going to record this conversation so I can listen to it later.)
294
Opslaan
to save or to store Vergeet niet je werk op te slaan voordat je de computer afsluit. (Don't forget to save your work before shutting down the computer.)
295
Opzeggen (membership)
to cancel or to terminate Hij besloot zijn lidmaatschap op te zeggen bij de sportschool. (He decided to cancel his membership at the gym.)
296
In orde maken
to make ready or to prepare Ik ga de kamer in orde maken voordat onze gasten arriveren. (I'm going to prepare the room before our guests arrive.)
297
krabben
to scratch
298
de kracht
the strength Hij heeft veel kracht nodig om de zware dozen te tillen. (He needs a lot of strength to lift the heavy boxes.)
299
De krachttraining
the strength training Ik ga twee keer per week naar de sportschool voor krachttraining. (I go to the gym twice a week for strength training.)
300
Krijgen
to get or to receive Ik ga morgen mijn nieuwe auto krijgen. (I'm getting my new car tomorrow.)
301
Kwijt zijn
to be lost Ik ben mijn sleutels kwijt. (I've lost my keys.)
302
Laag
low De temperatuur is vandaag erg laag. (The temperature is very low today.)
303
Laat
late or lately Hij komt altijd te laat op afspraken. (He's always late for appointments.)
304
Lachen
to laugh De kinderen lachten om de grappige clown op het feest. (The children laughed at the funny clown at the party.)
305
Laden
to load or to charge Ik moet mijn telefoon laden voordat ik vertrek. (I need to charge my phone before I leave.)
306
Het land
the country Nederland is een klein land in Europa. (The Netherlands is a small country in Europe.)
307
Het landschap
the landscape Het landschap in de bergen was adembenemend mooi. (The landscape in the mountains was breathtakingly beautiful.)
308
Lang
long or tall Hij is heel lang en kan gemakkelijk over mensen heen kijken. (He's very tall and can easily look over people.)
309
Last (hebben) van
to suffer from Hij heeft last van rugpijn sinds zijn ongeluk. (He's been suffering from back pain since his accident.)
310
Laten
to let Laat me alsjeblieft weten of je kunt komen. (Please let me know if you can come.)
311
Leggen
to lay Hij legde zijn boeken op het bureau voordat hij naar huis ging. (He put his books on the desk before going home.)
312
Laten zien
to show Hij liet me zijn nieuwe auto zien. (He showed me his new car.)
313
Het leer
the leather Deze schoenen zijn gemaakt van echt leer. (These shoes are made of real leather.)
314
De lepel
the spoon Ik roer mijn koffie altijd met een lepel. (I always stir my coffee with a spoon.)
315
Leven
to live Hij geniet van het leven en reist veel. (He enjoys life and travels a lot.)
316
Het lid
the member Ik ben al jaren lid van deze sportschool. (I've been a member of this gym for years.)
317
De liefde
the love Zij gelooft dat liefde alles overwint. (She believes that love conquers all.)
318
Liefst
preferably Ik drink mijn koffie liefst zwart, zonder suiker of melk. (I prefer my coffee black, without sugar or milk.)
319
Lieverd
sweetheart Goedemorgen, lieverd! Heb je goed geslapen? (Good morning, darling! Did you sleep well?)
320
De lieverd
the sweetheart Ze is echt een lieverd, altijd bereid om anderen te helpen. (She's really a sweetheart, always willing to help others.)
321
Liggen
to lie Ik lig op de bank te lezen. (I'm lying on the couch reading.)
322
Lijken op
to resemble Hij lijkt op zijn vader, ze hebben dezelfde ogen. (He resembles his father, they have the same eyes.)
323
Linksaf
left turn Bij de volgende rotonde slaan we linksaf. (At the next roundabout, we turn left.)
324
Logeren
to stay over Mijn vrienden komen logeren voor het weekend. (My friends are coming to stay over for the weekend.)
325
De lucht
the sky De lucht was helderblauw en de zon scheen fel. (The sky was clear blue and the sun was shining brightly.)
326
Lukken
to succeed Het is me eindelijk gelukt om de puzzel op te lossen. (I finally managed to solve the puzzle.)
327
Lusten
to like Ik lust graag een stukje chocoladetaart als toetje. (I fancy a piece of chocolate cake for dessert.)
328
Maar even
just for a moment Wacht maar even, ik ben zo bij je. (Just wait for a moment, I'll be with you in a second.)
329
De maat
the size Heb je deze broek ook in een kleinere maat? (Do you have these pants in a smaller size?)
330
Mankeren
to be wrong with Er lijkt iets te mankeren aan de motor van de auto. (There seems to be something wrong with the car's engine.)
331
Meedoen
to participate Wil je meedoen aan de wedstrijd? (Do you want to participate in the competition?)
332
Meegeven
"to give along" or "to hand over" Hij gaf me een extra sleutel mee voor het geval ik de mijne zou kwijtraken. (He gave me an extra key to take along in case I lost mine.)
333
Meekijken
to watch Mag ik even meekijken met wat je aan het doen bent? (Can I watch what you're doing for a moment?)
334
Meekomen
to come along Kom je meekomen naar de winkel? Ik moet wat boodschappen doen. (Are you coming along to the store? I need to do some shopping.)
335
Meenemen
to take along or to bring along Vergeet niet je paraplu mee te nemen, het kan gaan regenen. (Don't forget to take your umbrella along, it might rain.)
336
De mening
the opinion Wat is jouw mening over deze kwestie? (What is your opinion on this matter?)
337
Missen
to miss Ik mis mijn familie nu ik in het buitenland ben. (I miss my family now that I'm abroad.)
338
Minst
least or minimum Hij heeft de minst interessante baan van ons allemaal. (He has the least interesting job of all of us.)
339
Minder
"less" or "fewer" Ik heb minder tijd om te besteden aan mijn hobby's sinds ik ben begonnen met werken. (I have less time to spend on my hobbies since I started working.)
340
Mezelf
myself Ik voel me mezelf niet sinds het ongeluk. (I don't feel like myself since the accident.)
341
Meteen
immediately Kun je me meteen bellen als je klaar bent? (Can you call me immediately when you're done?)
342
Het mes
the knife Hij sneed het brood met een scherp mes. (He cut the bread with a sharp knife.)
343
Hopen
to hope Ik hoop dat het morgen mooi weer wordt. (I hope that the weather will be nice tomorrow.)
344
De identiteitskaart
ID Je moet altijd je identiteitskaart bij je hebben als je reist. (You should always have your identity card with you when you travel.)
345
Ieder
each or every Ieder kind krijgt een cadeautje op zijn verjaardag. (Each child gets a present on their birthday.)
346
Iedereen
everyone Iedereen was blij met het nieuws. (Everyone was happy with the news.)
347
Iemand
someone Is er iemand die kan helpen met het tillen van deze zware dozen? (Is there someone who can help with lifting these heavy boxes?)
348
Inderdaad
indeed or certainly Het was inderdaad een moeilijke beslissing om te nemen. (It was indeed a difficult decision to make.)
349
Ingaan
enter or to go into Je moet door de draaideur ingaan om het gebouw binnen te komen. (You have to enter through the revolving door to get into the building.)
350
Zich inschrijven
to register or to sign up Ik ga me inschrijven voor de cursus Spaans. (I'm going to register for the Spanish course.)
351
Instappen
to board or to get on Wees alsjeblieft snel, we moeten instappen voordat de trein vertrekt. (Please be quick, we need to board before the train leaves.)
352
Ja hoor
is an informal expression used to indicate agreement or affirmation, similar to "sure" or "of course" in English. "Kun je me helpen met deze klus?" - "Ja hoor, natuurlijk!" ("Can you help me with this task?" - "Sure, of course!")
353
Jarig zijn
to have a birthday Hij is vandaag jarig en wordt 30 jaar oud. (It's his birthday today and he's turning 30.)
354
Jawel
polite way to say "yes"
355
De jeuk
the itch Ik heb de hele dag last van jeuk op mijn rug. (I've been itching on my back all day.)
356
Jong
young Hij is nog erg jong, maar hij heeft al veel bereikt. (He's still very young, but he has already achieved a lot.)
357
Kosten
to cost Hoeveel kost deze trui? (How much does this sweater cost?)
358
De koorts
the fever Ze heeft hoge koorts en moet in bed blijven rusten. (She has a high fever and needs to stay in bed to rest.)
359
De koffer
the suitcase Ik pak mijn koffer in voor de vakantie. (I'm packing my suitcase for the holiday.)
360
Dat klopt
that's correct Hij heeft gelijk, dat klopt helemaal. (He's right, that's absolutely correct.)
361
Klinken
to sound De bel klinkt als je aan de deur draait. (The bell sounds when you turn the door handle.)
362
De kledingzaak
the clothing store Ik ga naar de kledingzaak om een nieuwe broek te kopen. (I'm going to the clothing store to buy a new pair of pants.)
363
De klacht
the complaint Heb je een klacht over ons product? Laat het ons weten, we helpen graag. (Do you have a complaint about our product? Let us know, we're happy to help.)
364
Klaarmaken
to prepare or to get ready Ik ga me klaarmaken voor het feest vanavond. (I'm going to get ready for the party tonight.)
365
Juist
correct Je antwoord is juist, goed gedaan! (Your answer is correct, well done!)
366
Het kaartje
the ticket Heb je je treinkaartje al gekocht? (Have you already bought your train ticket?)
367
De kans
the chance Er is een goede kans dat het morgen gaat regenen. (There's a good chance it will rain tomorrow.)
368
Kennismaken
to get to know Ik wil je graag voorstellen aan mijn vriendin, zodat jullie kunnen kennismaken. (I would like to introduce you to my friend so you can get to know each other.)
369
De kerk
the church We gaan elke zondag naar de kerk. (We go to church every Sunday.)
370
Kiezen
to choose Ik kan niet beslissen welke kleur ik wil, ik vind ze allemaal leuk. (I can't decide which color I want, I like them all.)
371
Klaar
Ready Ben je al klaar met je huiswerk? (Are you finished with your homework already?)
372
Het gegeven
the given the fact Op basis van het gegeven dat hij altijd te laat komt, hebben we besloten hem niet meer uit te nodigen. (Based on the fact that he's always late, we've decided not to invite him anymore.)
373
De gehaktbal
the meatball Mijn oma maakt de beste gehaktballen van de wereld. (My grandma makes the best meatballs in the world.)
374
Gek zijn op
to be crazy about Hij is gek op zijn nieuwe auto en rijdt er elke dag mee. (He's crazy about his new car and drives it every day.)
375
Geldig
valid Deze kortingsbon is alleen geldig tot het einde van de maand. (This discount voucher is only valid until the end of the month.)
376
Geleden
ago or since Het is al drie jaar geleden sinds we naar dit huis zijn verhuisd. (It's been three years since we moved to this house.)
377
Geloven
to believe Ik geloof in de kracht van positief denken. (I believe in the power of positive thinking.)
378
Geluk hebben
to be lucky Hij had geluk dat hij zijn portemonnee terugvond nadat hij die was verloren. (He was lucky to find his wallet after he lost it.)
379
Gemeubileerd
furnished Het appartement dat we huren is volledig gemeubileerd. (The apartment we're renting is fully furnished.)
380
Het gerecht
the dish Het hoofdgerecht bestond uit gegrilde kip met groenten. (The main course consisted of grilled chicken with vegetables.)
381
De geschiedenis
the history Ik vind het interessant om meer te leren over de geschiedenis van mijn familie. (I find it interesting to learn more about the history of my family.)
382
Geschikt
suitable appropriate Deze kamer is niet geschikt om in te werken, er is te veel lawaai. (This room is not suitable for working in, there's too much noise.)
383
Gesloten
Closed De winkel is op zondag gesloten. (The shop is closed on Sundays.)
384
Het gewicht
the weigh Ze verloor vijf kilo in een maand en was blij met haar nieuwe gewicht. (She lost five kilos in a month and was happy with her new weight.)
385
In ieder geval
in any case Ik weet niet of het morgen gaat regenen, maar ik neem voor de zekerheid een paraplu mee, in ieder geval. (I don't know if it's going to rain tomorrow, but I'll take an umbrella with me just in case.)
386
Geven
to give Ze gaf me een boek voor mijn verjaardag. (She gave me a book for my birthday.)
387
Geweldig
great, fantastic Het concert was geweldig, ik heb echt genoten van de muziek. (The concert was great, I really enjoyed the music.)
388
Gewend
used to Ik ben gewend om vroeg op te staan voor mijn werk. (I'm used to getting up early for work.)
389
Gewoon
just, simply Het is gewoon te duur om hier te wonen. (It's just too expensive to live here.)
390
De groeten
the regards Doe de groeten aan je ouders als je ze ziet. (Give my regards to your parents when you see them.)
391
Halen
to get, to fetch Ik ga even de boodschappen halen bij de supermarkt. (I'm going to get the groceries from the supermarket.)
392
Handig
handy Deze app is erg handig om je agenda bij te houden. (This app is very handy for keeping track of your schedule.)
393
Hartstikke
very, extremely Ik ben hartstikke blij met mijn nieuwe baan. (I'm very happy with my new job.)
394
Heerlijk
delicious Deze taart smaakt echt heerlijk! (This cake tastes really delicious!)
395
Helaas
unfortunately Helaas, ik kan niet naar je feest komen vanavond, ik moet werken. (Unfortunately, I can't come to your party tonight, I have to work.)
396
Herhalen
to repeat Kun je dat nog een keer herhalen? Ik begreep het niet helemaal. (Can you repeat that one more time? I didn't quite understand.)
397
Het gezicht
the face Haar gezicht lichtte op toen ze haar vrienden zag. (Her face lit up when she saw her friends.)
398
Gezond
healthy Het is belangrijk om gezond te eten en regelmatig te bewegen. (It's important to eat healthy and exercise regularly.)
399
De gezondheid
the health Ik maak me zorgen over mijn gezondheid omdat ik me de laatste tijd niet goed voel. (I'm worried about my health because I haven't been feeling well lately.)
400
Gisteren
yesterday Gisteren ben ik naar de stad gegaan om wat boodschappen te doen. (Yesterday, I went to the city to do some shopping.)
401
Glad
smooth, slippery Pas op, het is glad op de stoep vanwege de regen. (Be careful, the sidewalk is slippery because of the rain.)
402
Even graag als
as much as Ik hou even graag van mijn familie als van mijn vrienden. (I love my family as much as my friends.)
403
Graag willen
to want to, to like to Ik zou graag willen weten wat je van plan bent. (I would like to know what you're planning.)
404
Het grapje
the joke Ze maakte een flauw grapje dat niemand grappig vond. (She made a lame joke that nobody found funny.)
405
Zich herinneren
to remember Ik kan me nog goed herinneren hoe we als kinderen in de tuin speelden. (I can still remember well how we used to play in the garden as children.)
406
Herkennent
to recognize Ik herkende haar meteen aan haar stem, ook al had ik haar jaren niet gezien. (I recognized her immediately by her voice, even though I hadn't seen her in years.)
407
Heten
to be called Hoe heet deze straat? (What is this street called?)
408
Hetzelfde
the same We hebben hetzelfde shirt, maar in verschillende kleuren. (We have the same shirt, but in different colors.)
409
De hitte
the heat De hitte tijdens de zomermaanden kan soms ondraaglijk zijn. (The heat during the summer months can sometimes be unbearable.)
410
Hoeven
to have to Je hoeft je geen zorgen te maken, alles komt goed. (You don't have to worry, everything will be fine.)
411
Hoewel
although Hij is erg druk met zijn werk, hoewel hij altijd tijd vindt om met zijn kinderen te spelen. (He's very busy with his work, although he always finds time to play with his children.)
412
Hoezo
how come, why Hoezo ben je boos? Heb ik iets verkeerd gedaan? (How come you're angry? Did I do something wrong?)
413
Het hoofdgerecht
the main course Het hoofdgerecht bestond uit gebakken zalm met gestoomde groenten. (The main course consisted of pan-fried salmon with steamed vegetables.)