3 De tijd van monniken en ridders Flashcards

1
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 3.1 De opkomst van de islam?

A

Onstaan en verspreiding van de islam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er over het ontstaan van de islam bekend?

A

Er is weinig met wetenschappelijke zekerheid bekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de oorsprong volgens islamitisch schrift?

A

Allah koos de Arabische handelaar Mohammed uit als zijn boodschapper. De profeet zou vanaf 610 verzen van god hebben gekregen. Die na zijn dood werd opgeschreven in het heilige boek van de Islam. De Koran.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veel verhalen en figuren van de Islam kwamen ook in andere geloven voor. Welke geloven zijn dit?

A

Jodendom en christendom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was Mohammed behalve een geestelijke leider nog meer?

A

Hij was ook een wereldlijke machthebber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar stichtte Mohammed de eerste Islamitisch staat en welke stad had hij later ingenomen?

A

Hij stichtte in Medina de eerste Islamitisch staat later nam hij Mekka in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer begon de Islamistische jaartelling?

A

622.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een kalief?

A

Opvolger van de profeet Mohammed als politiek en geestelijke leider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de jihad?

A

De heilige strijd 1 innerlijke strijd om een goede moslim te zijn en de strijd om de islam te verdedigen. 2 verplichting voor moslims om hun godsdienst te verspreiden zonodig met geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor betekenis had jihad nog meer?

A

Een verplichting voor moslims om hun geloof te verspreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer ging Mohammed dood?

A

In 632.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom viel de Arabische expansie stil rond 650?

A

Omdat er burgeroorlogen binnen het kalifaat zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat was de verandering die gebeurde nadat kalief Ali in 661 vermoord door de Omajjaden?

A

De titel en de positie van de kalief werd erfelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een sjiiet?

A

Lid van minderheidsgroep binnen de Islam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de soennieten?

A

Lid van de grootste geloofsrichting binnen de Islam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer verwierpen de Arabische legers het persische rijk?

A

Tussen 632 en 650.

17
Q

Aan het einde van de 7de eeuw rukten de islamistische legers opnieuw op. Welke gebieden/landen veroverden zij?

A

In het oosten met Pakistan.Afghanistan en in het westen veroverden ze Noord-Afrika.

18
Q

Vanuit Marroko staken ze in 711 over naar Europa. Wat veroverden zij en hoe noemden zij het?

A

Ze veroverden Spanje en Portugal en noemden het Al-Andalus.

19
Q

Hoe kunnen deze snelle Arabische verovering worden verklaard?

A

Het Perzische en het Byzantijnse rijk werd omstreeks 630 er verzwakt. Er was een oorlog en een pest epidemie.

20
Q

A Wat gebeurde er in 750 in het Arabische rijk?

B wat gebeurde er met de Omajjade die vluchte naar Córdoba?

A

A De Omajjaden familie werd grotendeels vermoord door de Abbasidenfamilie die een nieuwe kaliefendynastie stichtte in Bagdad (Irak)

B Hij werd Emir van een onafhankelijk rijk dat Portugal en delen van Spanje en Marokko omvatte.

21
Q

Waar riepen de Sjiieten in de 10de eeuw hun eigen kalifaat uit en waar was hun hoofdstad?

A

In Egypte met als hoofdstad Caïro.

22
Q

Wat is een Emir?

A

Arabische vorst.

23
Q

Het Arabische rijk viel uiteen in kleine staten door wie werden die bestuurd?

A

Door Emirs en Sultans.

24
Q

Wat is een Sultan?

A

Een islamitische vorst.

25
Q

Tolereerden de Islamieten het joden en christendom en waarom?

A

Ja omdat die aan de Islam verwant waren.

26
Q

Wanneer kwam het Byzantijnse rijk tot einde?

A

In 1453.

27
Q

Wanneer werd het Ottomaanse rijk gesticht?

A

In de 11de eeuw.

28
Q

Wat is het kenmerkende aspect van 3.2 Hofstel en horigheid?

A

De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarische-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hof stelsel en horigheid.

29
Q

Wanneer was de tijd van de monniken en ridders?

A

De jaren 500-1000.

30
Q

Wanneer was de middeleeuwen?

A

500-1500.

31
Q

Wat was er in plaats van de landbouwstedelijke samenleving gekomen in de vroege middeleeuwen?

A

Een landbouwsamenleving.

32
Q

Waarom was sinds de 3e eeuw de handel en nijverheid afgenomen en de bevolking gekrompen?

A

Het kwam door de ineenstorting van het Romeinse bestuur en van de Germaanse invasies.