3 MC vragen h5 en h6 Flashcards
(20 cards)
Wat is een kenmerk van indirecte (projectieve) methoden in psychodiagnostiek?
a. De bedoeling van de test is meestal onduidelijk voor de cliënt
b. Ze zijn primair gericht op DSM-classificatie
c. Ze zijn altijd gestandaardiseerd en goed genormeerd
a. De bedoeling van de test is meestal onduidelijk voor de cliënt
Toelichting:
Projectieve methoden, zoals de Rorschach, worden gekenmerkt door onduidelijke instructies en ambigue stimuli, zodat onbewuste processen zichtbaar worden
.
Waarom worden indirecte methoden ‘performance-based’ genoemd?
a. Omdat ze het gedrag tijdens rollenspellen meten
b. Omdat ze gebaseerd zijn op gedragsuitingen tijdens een taak, niet op zelfbeschrijving
c. Omdat de cliënt scores geeft aan eigen prestaties
b. Omdat ze gebaseerd zijn op gedragsuitingen tijdens een taak, niet op zelfbeschrijving
Toelichting:
De informatie komt voort uit hoe iemand een taak uitvoert, niet uit hoe hij zichzelf beschrijft zoals bij vragenlijsten
Wat is de belangrijkste bijdrage van indirecte methoden aan diagnostiek?
a. Ze vervangen zelfrapportagevragenlijsten volledig
b. Ze geven inzicht in impliciete en onbewuste persoonlijkheidsprocessen
c. Ze zijn beter in het meten van cognitieve functies dan intelligentietests
b. Ze geven inzicht in impliciete en onbewuste persoonlijkheidsprocessen
Toelichting:
Deze methoden bieden toegang tot dieperliggende processen die mensen niet bewust of eerlijk kunnen rapporteren
Wat is een nadeel van het gebruik van projectieve testen in de praktijk?
a. De interpretatie is vaak subjectief en intuïtief
b. Ze zijn te duur voor de meeste instellingen
c. De cliënt ervaart ze als ongemakkelijk
a. De interpretatie is vaak subjectief en intuïtief
Toelichting:
Door gebrek aan standaardisatie en psychometrisch onderbouwde scoring worden resultaten vaak op gevoel geïnterpreteerd
Waarom is de populariteit van projectieve methoden afgenomen?
a. Omdat ze als ethisch onverantwoord worden beschouwd
b. Vanwege zwakke psychometrische eigenschappen en tijdrovende scoring
c. Ze zijn verboden door de COTAN
b. Vanwege zwakke psychometrische eigenschappen en tijdrovende scoring
Toelichting:
Scoring en interpretatie zijn vaak complex en niet goed onderbouwd, waardoor betrouwbaarheid en validiteit beperkt zijn
Wat meet de Kaufman Adolescent and Adult Intelligence Test (KAIT)?
a. Alleen vloeiende intelligentie
b. Zowel gekristalliseerde als vloeiende intelligentie
c. Alleen schoolvaardigheden en verbaal begrip
b. Zowel gekristalliseerde als vloeiende intelligentie
Toelichting:
De KAIT is specifiek ontwikkeld om onderscheid te maken tussen deze twee vormen van intelligentie en is bruikbaar bij neuropsychologische diagnostiek
Wat is een kenmerk van ‘hold’-taken in neuropsychologisch onderzoek?
a. Ze zijn gevoelig voor hersenletsel
b. Ze zijn relatief ongevoelig voor cognitieve achteruitgang
c. Ze worden alleen gebruikt bij kinderen
b. Ze zijn relatief ongevoelig voor cognitieve achteruitgang
Toelichting:
Hold-taken (zoals woordenschat) blijven relatief stabiel bij hersenletsel en helpen bij het schatten van het premorbide niveau
Waarvoor wordt een profielanalyse binnen een intelligentietest gebruikt?
a. Voor het vaststellen van een IQ-score
b. Voor het voorspellen van behandeluitkomst
c. Voor het onderzoeken van sterktes en zwaktes binnen het cognitieve profiel
Toelichting:
Een profielanalyse kijkt naar verschillen tussen subtests binnen één test en kan wijzen op specifieke uitval of sterke kanten
c. Voor het onderzoeken van sterktes en zwaktes binnen het cognitieve profiel
Toelichting:
Een profielanalyse kijkt naar verschillen tussen subtests binnen één test en kan wijzen op specifieke uitval of sterke kanten
Wat wordt bedoeld met het actuele niveau binnen neuropsychologisch onderzoek?
a. Het prestatieniveau zoals gemeten tijdens het onderzoek
b. Het niveau van voor het hersenletsel
c. Het niveau dat de cliënt zelf rapporteert
a. Het prestatieniveau zoals gemeten tijdens het onderzoek
Toelichting:
Het actuele niveau is de uitkomst van het testonderzoek en vormt het uitgangspunt voor vergelijking met het premorbide niveau
Welke test is vooral geschikt bij vermoeden van dementie of hersenletsel?
a. MMPI-2
b. KAIT
c. SCL-90-R
b. KAIT
Toelichting:
De KAIT kan onderscheid maken tussen vloeiende en gekristalliseerde intelligentie, wat nuttig is bij neuropsychologische schade
Wat is een kenmerk van de Raven Progressive Matrices?
a. Ze meten abstract redeneren zonder taalgebruik
b. Ze zijn vooral afhankelijk van schoolse kennis
c. Ze meten voornamelijk verbaal begrip
a. Ze meten abstract redeneren zonder taalgebruik
Toelichting:
De Raven is non-verbaal, cultuurfair en meet het vermogen tot abstract logisch denken – onderdeel van vloeiende intelligentie
Waarom worden profielanalyses pas aanbevolen bij duidelijke klinische aanwijzingen?
a. Omdat ze veel tijd kosten om uit te voeren
b. Omdat er binnen tests natuurlijke variatie is en overinterpretatie dreigt
c. Omdat subtestverschillen altijd op persoonlijkheidsproblemen wijzen
b. Omdat er binnen tests natuurlijke variatie is en overinterpretatie dreigt
Toelichting:
Veel mensen laten variatie zien in subtestprestaties, wat niet altijd pathologisch is. Alleen grote, betekenisvolle verschillen tellen echt
Welke intelligentietest maakt onderscheid tussen verbaal en performaal IQ?
a. KAIT
b. WAIS
c. NLV
b. WAIS
Toelichting:
De WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale) is opgebouwd uit verschillende indexen, waaronder verbaal en performaal IQ
Wat is een premorbide niveau in de context van neuropsychologische diagnostiek?
a. Het niveau van het intellect ná hersenletsel
b. Het geschatte cognitieve functioneren vóór het hersenletsel
c. De gemiddelde score op alle cognitieve domeinen
b. Het geschatte cognitieve functioneren vóór het hersenletsel
Toelichting:
Een goede inschatting van het functioneren vóór hersenletsel is cruciaal voor het interpreteren van cognitieve achteruitgang
Wat is het doel van gebruik van ‘on-hold’-taken bij neuropsychologisch onderzoek?
a. Het vaststellen van depressie
b. Het meten van acute stressreacties
c. Het opsporen van schade door hun gevoeligheid voor hersenstoornissen
c. Het opsporen van schade door hun gevoeligheid voor hersenstoornissen
Toelichting:
On-hold-taken zijn taken die wél gevoelig zijn voor achteruitgang en helpen dus om functieverlies aan te tonen
Wat meet de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV)?
a. Begrijpend lezen
b. Premorbide intelligentie
c. Visueel-ruimtelijke vaardigheden
.
b. Premorbide intelligentie
Toelichting:
De NLV meet leesvaardigheid van onregelmatige woorden en is vrij stabiel bij hersenletsel, wat het geschikt maakt voor het inschatten van vroeger IQ
Waarom zijn indirecte methoden soms geschikt bij cliënten met beperkte zelfreflectie?
a. Ze vervangen cognitieve tests
b. Omdat ze geen beroep doen op zelfinzicht of taalvaardigheid
c. Omdat ze altijd kwantitatieve uitkomsten geven
b. Omdat ze geen beroep doen op zelfinzicht of taalvaardigheid
Toelichting:
Cliënten hoeven niet bewust te zijn van hun eigen motieven of gedachten – projectieve taken kunnen die indirect blootleggen
Wat is de functie van het CHC-model in intelligentiediagnostiek?
a. Het stelt gedragsproblemen centraal
b. Het richt zich alleen op verbaal begrip
c. Het beschrijft hiërarchische niveaus van intelligentie (zoals Gf, Gc, Gv)
c. Het beschrijft hiërarchische niveaus van intelligentie (zoals Gf, Gc, Gv)
Toelichting:
Het Cattell-Horn-Carroll (CHC) model is een van de meest geaccepteerde modellen en ligt ten grondslag aan moderne intelligentietests zoals de WAIS
.
Waarom moet men voorzichtig zijn met het trekken van conclusies op basis van IQ-profielverschillen?
a. Omdat IQ geen wetenschappelijke basis heeft
b. Omdat scores van testleiders variëren
c. Omdat kleine verschillen vaak normaal zijn en geen klinische betekenis hebben
c. Omdat kleine verschillen vaak normaal zijn en geen klinische betekenis hebben
Toelichting:
Binnen elk profiel zijn kleine verschillen gebruikelijk – ze worden alleen klinisch relevant bij sterke afwijkingen of specifieke symptomen
Wat is een moderne kritiek op klassieke projectietests zoals de Rorschach?
a. Ze zijn te moeilijk voor de meeste cliënten
b. Ze hebben lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en beperkte validiteit
c. Ze worden te vaak gebruikt in de forensische context
b. Ze hebben lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en beperkte validiteit
Toelichting:
Veel projectieve tests worden onvoldoende betrouwbaar gescoord, en de onderbouwing van de interpretatie ontbreekt vaak